TENEDOS-THANET | THRINAKIA-CORNWALL | OGUGIA-AZOREN | SCHERIA-LANZAROTE | ITHAKA-CADIZ,JEREZ
ITHAKA, DOULICHION, SAME, ZAKUNTHOS
(CADIZ, JEREZ, ANDALUSIË)
Odysseus' tweede reis, deel VI
Ligging
Alle prinsen die machtig zijn op de eilanden, op het
woudenrijke Zakunthos, Doulichion en ook op Same,
plus diegenen die baas zijn in 't stenige Ithaka hier, zij
dingen mee naar de hand van mijn moeder en vreten het huis kaal. (1,245 ev)
.........Er liggen veel eilanden vlakbij elkaar
omheen: Doulichion, Same, en 't bosrijk Zakunthos. Dat laatste
eiland is laag en ligt als uiterste punt in de zee op
't westen; de andere liggen apart richting zon en het oosten.
Ruw is het land, maar het brengt goede jongeren voort. (9,23 ev)
In het eerste fragment staat een combinatie van geografische aanduidingen die vaak in één adem worden genoemd: Ithaka en de eilanden Zakunthos, Doulichion en Same. De onderlinge ligging wordt in het tweede fragment aangeduid: Zakunthos ligt het verst in het westen, Doulichion en Same ten zuidoosten daarvan. Op deze eilanden zijn bepaalde edelen de baas, maar anderen zijn dat verspreid over Ithaka, dat kennelijk niet onder de eilanden wordt gerekend en zo uitgestrekt is dat meerdere prinsen er de dienst uitmaken. In 9,28 wordt Ithaka dan ook een gaia (land) en geen nésos (eiland) genoemd. Allereerst bespreken we de genoemde eilanden.
ZAKUNTHOS
Zakunthos ligt laag en is het meest westelijke eiland. Het wordt door Ptolemaios ergens aan de monding van de Baetis geplaatst. Daar staat nog een Torre de San Jacinto, waarin de naam Zakunthos voortleeft. Het is inderdaad een laaggelegen eiland in Las Marismas, het moerasgebied van de Baetis. Volgens Homeros is het echter ook 'houtrijk' (1,246), waaruit Cailleux (PH 416) de conclusie trekt dat dat niet "woudenrijk" betekent, aangezien het in een moerasland lag, maar dat er een op houten palen gebouwde stad lag die in zee lag maar er ver boven uitstak (panhypertaté -'in zijn geheel erg hoog'). Deze betekenis is wel mogelijk in het Grieks, maar 'alleruitsterste' is meer waarschijnlijk, dat wil zeggen dat het eiland op de uiterst westelijke punt lag. Mogelijk lag hier zelfs het oude Tartessos (zie kaart hierboven en Wikiwand Tartessos). Hoever het voormalige eiland doorliep in het natuurpark van Doñana is niet zeker, misschien tot Mazagón, maar het moet in elk geval westelijker liggen dan Doulichion en Same. Dat deze identificatie juist is mag ook uit het volgende blijken. De Grieken noemden één van de eilanden in de Ionische zee ook Zakunthos (Zante) en meenden dat dat het homerische Zakunthos was. Het was voor hen echter erg ongemakkelijk dat daar geen eilanden Same en Doulichion bestaan en dat Zakunthos geheel zuidelijk en niet westelijk van Theaki ligt! Volgens de Grieken was Zakunthos genoemd naar ene Zakunthos, een Boiotiër, die Herakles in Spanje vergezelde en hielp de runderen van Geryon te stelen. Nu wordt de legende van Herakles en Geryon door Herodotos en andere antieke auteurs in Spanje gesitueerd aan de mondingen van de Baetis. Het lijkt er dus op dat met "Boiotiër" een "Baetiër" bedoeld werd die aan de Baetis woonde en wel op Zakunthos bij de Torre de S.Jacinto, een bewijs voor de overdracht van plaatsnamen.
Uit II,631-37 blijkt dat Zakunthos samen met Same, Ithaka, Neriton, Krokuleia en Aigilips het geheel van de broederschap van Kefalleniërs vormde, die onder leiding van Odysseus stonden en gezamenlijk (slechts)12 schepen leverden. Opvallend is dat Doulichion niet onder Odysseus' gebied valt.
Ithaka volgens Cailleux
DOULICHION
Dit eiland staat in de Schepenlijst samen met de "heilige" Echinai-eilanden apart vermeld en valt niet onder Ithaka. De veertig schepen die het leverde stonden onder leiding van Meges. Volgens 14,335 ligt Doulichion vlakbij Ithaka maar heeft een eigen koning, Akastos.
Tegenover Doulichion (Il.2,625) ligt Elis, dat wij met Huelva en omstreken hebben gelijkgesteld, zie Inleiding Elis. Wie vanuit Doulichion, bijvoorbeeld vanuit de Faro de Chipiona, over zee uitkijkt, ziet Huelva voor zich liggen, een oude stad die door sommigen met Tartessos gelijk wordt gesteld.1 Over Doulichion meldt Cailleux nog dat het een voormalig eiland is, dat door een zijarm van de Baetis werd omvat, die door Pomponius Mela, Strabo en Plinius wordt beschreven. Deze zijtak stroomde langs Nebrissa (nu Lebrija) en Jerez in de baai van Cadiz (zie kaart p.814). De twee mondingen lagen er tot in de Middeleeuwen ca. 18 km uit elkaar2. Nu is het geen delta meer maar nog steeds erg vruchtbaar ('rijk aan koren en grasland' 16,396). Zo schrijft Ford, dat de reiziger daar op één vlakte tegelijkertijd twintig span ossen de grond kan zien omploegen3. De naam Doulichion is te herleiden tot doulichie -'twee lichten'. Bedoeld zijn de twee vuurtorens aan de linkeroever van de Baetis: Turris Capionis, die Strabo nog heeft gezien en bewonderd en meer naar het noorden Luciferi Fanum, nu respectievelijk Chipiona en San Lucar de Barrameda, waar nog steeds twee vuurtorens staan (PA 299, kaart hierboven). De "heilige" Echinai-eilanden zijn door Cailleux niet gedetermineerd. Gezien het heilige karakter zou er een klooster(burcht) op hebben moeten staan, zoals in Palos. Wilkens ziet hierin eilandjes in de Guadelete die vanwege verzanding deel van het vasteland zijn geworden en ziet het heilige karakter in de naam Bolaños die hier en daar rond de baai van Cadiz voorkomt en naar Bolenos (Belen=Apollo) verwijst. Ook in de monding van de Baetis moeten diverse eilanden gelegen hebben, zoals nu nog aangeduid wordt door de namen Isla Mayor en Isla Menor, maar een definitieve identificatie is niet te geven.
SAME of SAMOS
Volgens Wilkens (p.156) was Samos het (schier)eiland aan de noordkant van de baai waar nu de stad Puerto Real ligt en Ithaka het huidige eiland Léon met de stad Cadiz, zie kaart boven. Het volgende fragment maakt deze identificatie twijfelachtig:
Geef mij een snelvarend schip alsjeblieft met twintig matrozen,
om in de straat tussen 't rotsige Samos en Ithaka wacht te
houden en slinks zijn komst in de smiezen te houden, zodat hij
straks zijn tocht vanwege zijn pappie flink zal bezuren. (4,670 ev)
Antinoös vraagt hier aan de andere vrijers een snel jacht met twintig roeiers ter beschikking te stellen om het schip van Telemachos bij te kunnen houden. Hij wil in de straat tussen 't rotsige Samos en Ithaka patrouilleren. De baai tussen Puerto Real en Cadiz is echter niet als een "straat" op te vatten.
Midden in zee, tussen Ithaca en het stenige Samos
ligt een stenenrijk eilandje, Asteris, dat niet zo groot is,
maar wel een dubbele haven bezit waarin tolschepen liggen. (4,844 ev)
Volgens dit fragment wil Antinoös de wacht houden in de porthmos (zeestraat maar ook veerpont) tussen Ithaka en Samos, waar een eiland Asteris ligt met aan twee kanten een haven. Wilkens ziet dat eilandje tussen Samos (Puerto Real) en Cadiz in het eiland Trocadero naast Puerto Real. Dit is geen logische plek om op wacht te liggen. Weliswaar kunnen zij zo de monding van de Gaudelete in de gaten houden, maar Telemachos kan simpelweg bij Cadiz aan land gaan of het Petri-kanaal opvaren.
Volgens Cailleux is het net andersom: León is het oude Same en het vasteland om de baai tot boven Jerez is Ithaka. Hij meent daarom dat de vrijers de wacht gaan houden bij het St.Petrikanaal bij het eiland Carraca, waar ook twee havens waren, Carraca in het zuiden en Puerto Real in het noorden én waar een veerpont was die het eiland León en de stad Cadiz met het vasteland verbond. Over Same of Samos zegt Cailleux nog dat de naam van het eiland Léon in de Romeinse tijd Junonia Insula was. Juno zou volgens de mythologie op Samos geboren zijn. Dit zijn voldoende argumenten om te stellen dat het eiland van Cadiz in homerische tijden Samos (Same) heette. Het eilandje Asteris (Carraca), dat de toegang tot het kanaal beheerst en waarvan de afmeting door Plinius beschreven is als zijnde 4,5 x 1,5 km hief tol voor de passage en invoerrechten terwijl de tolschepen (naulochoi van naulon -vrachtgeld) in de twee havens lagen. De naam Asteris duidt daar ook op, omdat die is af te leiden van 'stuyr, steuer' -belasting: met toegevoegde -a- Astuyris>Asteris (PH 417 en PA 350). Carraca is ook afgeleid van een homerisch woord: Korax petra, hetgeen moet betekenen Korax aan het Petrikanaal, zie aantekeningen 13,409. Asteris wordt verder 'petré-essa' genoemd (r.845), dat traditioneel met het betekenisloze "stenenrijk, rotsachtig" wordt vertaald. Gezien het voorafgaande is het Griekse woord mogelijk een verbastering van Petre-ïsch -"aan het Petrikanaal gelegen".
De conclusie ten aanzien van de eilanden luidt:
-Zakunthos is het meest westelijke eiland met de Torre de S.Jacinto, dat met Samos tot het rijk van Ithaka beoorde.
-Doulichion is een zelfstandig koninkrijk en lag op het voormalige eiland dat omstroomd werd door de twee mondingen van de Baetis. Het is genoemd naar de twee vuurtorens of atalaya die erop stonden.
-Samos of Same, ook genoemd het Junonische Samos, is het huidige eiland Léon met de stad Cadiz, afgesneden van het vasteland door het Petrikanaal.
ITHAKA
Ook over Ithaka denken Wilkens en Cailleux verschillend. Zoals gezegd beperkt Wilkens het grondgebied van Ithaka tot het eiland Léon met de stad Cadiz, terwijl Cailleux het eigenlijke Ithaka op het vasteland plaatst en wel rond het huidige Jerez de la Frontera, dat vroeger Asta heette. Groot-Ithaka omvatte echter wel de eilanden Same (Léon en Cadiz) en Zakunthos. Laten we de gegevens over Ithaka op een rij zetten.
Zoals hierboven is vermeld vormden Zakunthos, Same, Ithaka, Neriton, Krokuleia en Aigilips het geheel van de broederschap van Kefalleniërs. Krokuleia is mogelijk te identificeren als Rocio in het natuurpark Doñana en Aigylips als Gilena of Guillena in het binnenland bij Sevilla. Wat wordt bedoeld met Neriton? Wilkens (p.155) baseert zich op Cailleux, die beweert dat op een kaart van Zuid-Keltiberië van Ptolemaios (2e eeuw n.C.) een stad Nertobriga (=Neritonberg) wordt genoemd en dat dat El Real de Don Rodrigo moet zijn geweest, waar de Visigotische koning Roderick in ca.710 de slag bij de Guadelete tegen de Moorse binnendringers verloor. Het probleem is evenwel dat de geleerden het niet eens zijn over de plaats van deze slag. Medina Sidonia wordt door vele recente studies genoemd als de bewuste plek maar ook Arcos de la Frontera. Nu wordt het Nertobriga van Ptolemaios door de meesten gesitueerd bij Fregenas (Badejoz), hetgeen te ver van Jerez en de Guadelete ligt. Wilkens identificeert de Neriton met een bergje op het eiland Léon, waar nu de stad San Fernando ligt. Dit kan nauwelijks de 'prachtige berg, met wuivend woud bedekt' zijn (9,22). Twee andere bergen in het gebied komen nog in aanmerking: die waar nu Medina Sidonia (340 m) op ligt en Monte Gibalbin (410 m) bij Lebrija, respectievelijk op 31 en 47 km van Cadiz. Medina Sidonia lijkt mij de beste optie voor de Neriton, aangezien vanaf die plek Cadiz en de zee goed zichtbaar zijn en dus ook omgekeerd Medina Sidonia vanuit Cadiz. Het gebied van Neriton bevindt zich dus aan de oostzijde van de Guadelete (zie kaart boven).
De naam Kefalleniërs is af te leiden van cavalleros (paardenmannen, ridders): het zijn dus de 'ridders' van Ithaka, Neriton, Same, etc. Kefallenië kunnen we in het vervolg ook Groot-Ithaka noemen. Ook is al gemeld dat Ithaka kennelijk niet onder de eilanden wordt gerekend (zie bv 16,122) en zo uitgestrekt is dat meerdere prinsen (aristoi) er de dienst uitmaken.
In 1,401 staat dat Ithaka amfialos is. Met het Griekse eiland Theaki in gedachten wordt deze passage altijd vertaald met 'op het door zee omstroomde Ithaka'. Dit Griekse woord amfialos is echter niet gelijk aan amfirutos -omstroomd, dat voor eilanden wordt gebruikt. Het betekent letterlijk: 'met aan beide zijden zee'. Het lijkt erop dat Homeros hiermee de ligging van de streek rond Jerez met de bijbehorende eilanden Cadiz, Doulichion etc. wil aangeven, gelegen tussen twee zeeën, de Middellandse Zee en de Oceaan. Na de straat van Gibraltar is dit het eerste land met steden, terwijl de haven van Cadiz de doorgangshaven van Oceaan naar Middellandse Zee vormt. Uit 1,317 blijkt dat Ithaka, en met name Cadiz, ook een tussenstop is voor schepen die de Baetis op- en afvaren.
In 2,166 staat een opmerkelijke kwalificatie van Ithaka: eudeielon "fraai in de avondzon". Deze kwalificatie is uitstekend toepasbaar op Cadiz, dat als eiland op het westen gericht is en vooruitspringt, en op de baai van Cadiz en het achterland. Het woord hangt samen met deielos (deilé) "in de avond". Een andere afleiding is van idein zien: 'van verre goed zichtbaar', hetgeen ook goed past. Het Griekse Theaki, dat traditioneel als Ithaka wordt aangemerkt, wordt omringd door andere eilanden en springt er niet uit als speciaal 'goed zichtbaar' of 'fraai in de avondzon'.
In 13,96 en 344 ev geeft Homeros ons meer details over Ithaka, althans de landingsplaats waar Odysseus wordt afgezet. Dat is de Forkushaven (of -baai) waar twee in zee uitspringende steile kapen zijn die naar de havenkant toe geleidelijk aflopen, waar geen golfslag is en de boten niet aangemeerd dobberen. Aan de kop van de haven staat een olijfboom. In de buurt ligt een lieflijke, luchtige, wonderbaarlijke grot van de Nejaden-nimfen waar stenen amforen en mengvaten staan die als bijenkorven fungeren en waar lange stenen weefbomen opgesteld staan waar de nimfen donkere of purperen stoffen op weven. Door de grot stroomt water en er zijn twee openingen, een naar het noorden bedoeld voor mensen, de ander naar het zuiden bedoeld voor de goden. Voor de grot en de weefbomen verwijs ik naar Inleiding Religie bij Homeros. De situering van de Forkushaven (of -baai) wordt door de auteurs verschillend geduid. Cailleux (PA 273 en PH 411) meent dat het schip tussen twee kapen, die van Cadiz en van Rota op Doulichion aan de andere kant van de baai, doorvaart en in de haven/baai van Forkus terechtkomt, genoemd naar Los Puercos, bij laag tij bovenkomende rotsen, die vlak boven Cadiz liggen. Wilkens ziet in de twee kapen de twee vooruitspringende havenhoofden van Cadiz zelf (p.150 ev.), waarvan de noordelijke nu grotendeels onder water ligt (zie afb). De Grave ziet in Forkus een etymologie fork, vork, hetgeen de identificatie van Wilkens en Cailleux zou bevestigen. De kapen steken immers als een vork de zee in. In elk geval landt het schip op een eiland (r. 95). In r.238 is echter weer sprake van het land Ithaka (gaia) en niet van een eiland Ithaka.
De oplossing voor deze warboel lijkt te zijn dat met Ithaka het gehele rijk, bestaande uit vasteland (Jerez, Medina Sidonia) plus eilanden, wordt aangeduid, terwijl een eiland ófwel met zijn eigen naam, bijvoorbeeld Same of Zakunthos, óf met die van het land Ithaka kan worden benoemd, zoals ook een landing op het eiland Texel kan worden beschouwd als een aankomst in Nederland. In de Romeinse tijd heette deze haven ook nog de Phorcys-haven, terwijl Silius Italicus meldt dat in het leger van Hannibal mannen uit de streek van Cadiz waren opgenomen die onder leiding stonden van ene Phorcys!4
Wanneer je echter de punt van Ithaka hebt bereikt, stuur het schip dan
door naar de stad met alle matrozen aan boord, maar jij zelf moet
eerst de varkenshoeder bezoeken, die opzichter is van
't varkensbedrijf en jou nog altijd vriendelijk gezind is. (15,36 ev)
Dezelfde Forkushaven wordt in dit fragment door Athene de "Punt van Ithaka" genoemd.5 De meest vooruitstekende punt van Groot-Ithaka is inderdaad het eiland Same met Cadiz, waar Odysseus zojuist aan land gezet was. Telemachos gaat echter niet in deze haven aan land, maar in de branding ergens aan het strand aan de zuidwestkant van Cadiz. In 15,497 wordt namelijk niet van een "haven" gesproken maar van een "ankerplaats". Athene zegt dat Telemachos het schip vervolgens naar de stad moet sturen. Deze stad kan dus niet Cadiz zijn, want die ligt juist op deze voorste punt. Met de stad wordt Jerez (Asta) bedoeld, hetgeen overeenstemt met wat hierboven is gezegd. Zie kaart p.814 en afb. hierboven.
In 17,23 ev geeft Odysseus, vemomd als bedelaar, een aanwijzing voor de ligging van Ithaka-stad (astu-Asta). Het gaat om de frase: 'De stad, zei men, is nog ver weg'. Odysseus is zelf zo-even in Cadiz-haven geland en naar Eumaios' hoeve gelopen en weet dus precies hoe groot de afstand tussen de hoeve en Cadiz is, namelijk ca.15 km. Bovendien heeft hij aan Eumaios verteld (14,345) dat de Thesprotische piraten met hem op het strand van Cadiz zijn geland en dat hij vandaar door een god naar Eumaios' hoeve was gebracht. De toevoeging "zei men" kan alleen maar aanduiden dat met astu niet Cadiz wordt bedoeld maar een andere, verder weg gelegen stad, en wel Asta (=Jerez), op ca.24 km. In r.196 staat eenzelfde soort aanwijzing: het pad dat ze naar de stad gaan nemen is bij Odysseus niet bekend ('is erg glibberig, zei men'), hetgeen betekent dat hij een ander pad bedoelt dan dat naar Cadiz.
Een steeds terugkerende opmerking over Ithaka (bijvoorbeeld in 1,173) is die van de gastheer die zegt: 'U bent, vermoed ik, vast niet te voet naar Ithaka gekomen' . Commentatoren die de Griekse setting omarmen weten zich geen raad met deze passage en zien er een flauwe grap van een eilandbewoner in. De opmerking houdt echter in dat het wel mogelijk maar niet aannemelijk is dat de gast te voet is gearriveerd. De gast ziet er bijvoorbeeld niet stoffig uit, heeft geen paard of wagen bij zich. De meeste gasten zullen namelijk over zee of via de rivieren naar Cadiz of Jerez gekomen zijn. Uit 20,187 ev blijkt dat er een geregelde veerdienst bestond tussen de eilanden of de eilanden en de vaste wal, waarmee ook vee kon worden vervoerd.6 De dienst bestond in elk geval tussen Kefallenië en Ithaka (20,210), waarbij met Kefallenië hier de overkant van de Guadelete wordt bedoeld. Het eiland Léon (Same) waar Cadiz op ligt moet ook een veerpont gehad hebben over het St.Petrikanaal naar het vasteland van Neriton (Medina), want in 14,190 neemt Eumaios aan dat Odysseus niet te voet naar Ithaka is gekomen, hetgeen wel zou kunnen vanwege de veerpont over het Petrikanaal. In r.379 spreekt Eumaios namelijk over een Aitolische moordenaar die over land bij hem zou zijn gekomen, hetgeen bewijst dat Ithaka over land of met een pontje over het Petrikanaal te bereiken was. De mogelijkheid te voet te komen sluit dus uit dat Ithaka een geïsoleerd eiland is zoals Theaki in Griekenland!
Doden uit andere steden gaven ze over aan zeelui,
die hen aan boord van hun snelle schepen naar huis moesten brengen.
(24,418 ev)
Uit dit fragment, waarin over het lijkentransport na de vrijermoord wordt gesproken, blijkt dat de doden uit andere steden dan Jerez, die welke afkomstig zijn van de eilanden Same, Doulichion en Zakunthos, aan zeelui worden meegegeven. Daaruit kun je opmaken dat Ithaka zelf geen eiland was maar op het vasteland lag en dat de identificatie van Cailleux als Jerez of Asta juist. In 24,442 spreekt Medon ook alleen de Ithakers toe, omdat de lui van de eilanden niet of nog niet aanwezig waren om hun doden te betreuren.
Een belangrijke passage voor de positionering van Ithaka is dit fragment:
Zijn have en goed was echt ontzaglijk groot: zóveel had geen
enkele held in bezit, noch in 't donkere binnenland, noch in
Ithaka zelf. Het bezit van twintig man bij elkaar is
niet zó groot als het zijne. Ik zal er een lijstje van geven.
Ginds in het binnenland grazen twaalf runderkuddes en net zo'n
aantal kuddes schapen, zwijnen en geiten, die alom
grazen, wordt daar gehoed door vreemden en eigen verzorgers. (14,95 ev)
Er lijken hier twee gebieden tegenover elkaar te staan: Ithaka zelf en épeiros (vasteland of binnenland). Wanneer men épeiros opvat als "vasteland" dan is Ithaka kennelijk de naam van het kleine eiland Léon waar Eumaios' boerderij staat en is Epeiros het vasteland aan de overkant van het Petrikanaal of van de baai van Cadiz, waar Chiclana de Frontera nu ligt. Als het echter de tegenstelling binnenland versus Ithaka betreft, dan staat Ithaka voor het eigenlijke koninkrijk van Odysseus en valt Léon onder de paraplu van Groot-Ithaka, waartoe ook Zakunthos en het vasteland van Jerez en Medina Sidonia behoren. Tegen het beperkte Ithaka (Léon) valt naast alle reeds genoemde argumenten nog in te brengen dat Odysseus dan koning zou zijn over een zeer klein gebied, terwijl hij op het niet tot Ithaka behorende vasteland maar liefst 48 kuddes rond zou hebben lopen. Bovendien is het gevaarlijk voor een koning zijn residentie zo vlak bij zee in Cadiz te hebben, zonder te beschikken over een vluchtburcht, een akropolis of zelfs maar een vluchtweg naar het vasteland. Voor Groot-Ithaka pleit dat het koninkrijk dan omvangrijk genoeg is om Odysseus' rijkdom te verklaren, aangezien hij meer bezit dan twintig andere helden bij elkaar. Zijn rijkdom is mogelijk verworven door metaalhandel en mijnexploitatie in de sierra's van het binnenland. Het koninkrijk moet dan ook over 'donker, zwart' buitengebied in het binnenland (épeiros) beschikt hebben, waarmee de zwarte contouren van de sierra's in het noorden en oosten bedoeld kunnen zijn. Zo beschikte hij vermoedelijk over voldoende tin voor de bronsproductie en weigerde hij aanvankelijk om aan de expeditie mee te doen, totdat Menelaos en Agamemnon hem onder druk zetten. Wilkens zegt op p.159: 'Bij de oude Grieken stond de regio van Cadiz bekend als Tartessos, dat zeer rijk was, niet alleen vanwege de handel, maar ook omdat Zuidwest-Spanje veel delfstoffen bezat, zoals koper en lood. Dit verklaart ook waarom Agamemnon zoveel moeite moest doen om Odysseus over te halen tot deelname aan de oorlog tegen Troje (24,119): de koning van Ithaca, die zich in Zuid Spanje als een spin midden in het web van de internationale zeeroutes bevond, dacht zeker dat hij altijd wel op één of andere manier aan voldoende tin zou kunnen komen voor eigen gebruik.'
Een volgend argument waarom épeiros hier met binnenland of buitengebied vertaald moet worden is dat sommige kuddes van Odysseus door xeinoi (niet-Ithakiërs, vreemden) gehoed worden (r.102).
De argumenten voor een Groot-Ithaka zijn mijns inziens zó sterk dat we épeiros moeten opvatten als het binnenland: de sierra's met hun mijnen. De algemene conclusie dringt zich op dat in een enkel geval met "Ithaka" het beperkte Ithaka, namelijk Léon met de stad Cadiz, wordt bedoeld maar meestal Groot-Ithaka, dat vasteland en eilanden omvat en bovendien beschikt over een groot buitengebied in het binnenland.
Relatieve ligging
Hierboven hebben we de ligging van Ithaka afgeleid van bepaalde woorden en impliciete uitingen. Het is ook mogelijk om de ligging van Ithaka als geheel te distilleren uit de relatieve ligging ten opzichte van het buitenland.
1. Ten opzichte van Scheria, het eiland van de Faiaken.
In 9,18 zegt Odysseus dat zijn vaderland Ithaka ver van Scheria ligt. Dit sluit Korfoe als woonplaats van de Faiaken en Theaki als Ithaka uit, omdat de afstand tussen Theaki en Korfoe slechts een halve dag varen is (110 km). Scheria ligt bovendien ver van de hele bewoonde wereld (6,279 en 204) en niet op enkele zeemijlen van het vasteland, zoals Korfoe, vanwaaruit je Ithaka bijna en Leukas zeker kunt zien liggen! Aangezien we Scheria als Lanzarote hebben geïdentificeerd, moet deze opmerking van Odysseus betrekking hebben op de afstand Lanzarote - Ithaka (Cadiz-Jerez), ca.1000 km, een afstand die door de snelle racetaxi's van de Faiaken in één nacht overbrugd wordt. De koers die het Faiakische schip moest varen om van Lanzarote naar Cadiz te varen is noordnoordoost, dat in het schema van Wilkens het sterrenbeeld Boogschutter is. In dit sterrenbeeld staat de ster Antinoüs, die vernoemd is naar de vrijer Antinoös. Beide koersaanwijzingen zijn in de Odyssee terug te vinden, aangezien Odysseus zelf de boogschutter is die de vrijers, onder wie Antinoös, doodt (Wilkens p.328).
2. Ten opzichte van Suria: de Balearen.
In de Inleiding Fenicië is de afstand Suria-Ithaka ((Menorca-Cadiz) besproken: ca. 1100 km, een afstand die prima in zes dagen met een gemiddelde van 6 kn is te doen.
3. Ten opzichte van Aiolia.
Het eiland Aiolia is geïdentificeerd met het Azoreneiland Corvo, zie aantekeningen boek 10. De ligging van Ithaka is in het volgende fragment vrij nauwkeurig aangegeven. Odysseus wordt door Aiolos met een Zefyr-wind naar huis gestuurd:
Negen dagen voeren wij dag en nacht even snel verder.
Dan, op de tiende dag, dook het vaderland vóór onze ogen
op en we zagen vlakbij al mensen die bakens aanstaken! (10,25 ev)
Het ligt op 9 dagen varen ten oosten van Aiolia, hetgeen met een gemiddelde van 10 km per uur een afstand van ca. 1700-2200 km aangeeft, wat overeenkomt met de afstand Corvo-Cadiz: 2180 km.
4. Ten opzichte van Troje.
In het volgende fragment noemt Athene de ligging van Ithaka ten opzichte van het oosten, westen en noorden:
Nee, heel veel mensen kennen het wel; 't maakt niet uit of
zij in het oosten wonen in land waar de dageraad opkomt,
óf daarachter ergens in 't heiige, donkere westen. (........)
Daarom, vriend, is de naam van Ithaka zelfs daar in Troje
wel bekend, dat ver van 't Achaïsche land schijnt te liggen. (13, 238 ev)
In het noorden hebben alle belangrijke Atlantische auteurs Troje gesitueerd, namelijk op de Gog Magog heuvels bij Cambridge, Engeland. Gezien van de plaats waar Odysseus is geland betekent de frase 'Daarachter ergens in het heiige westen' dus in Madeira, de Azoren, Caraïben of Amerika. Het oosten is het Middellandse-Zeebekken of zelfs verder, het verre Oosten waar de zon opkomt. Als Troje 'ver van 't Achaïsche land' (r.249) in het noorden ligt, moet Ithaka ten zuiden van Engeland liggen, hetgeen klopt met de identificatie van Ithaca als Cadiz/Jerez. Het is duidelijk dat, vanuit het Griekse Theaki gezien, deze geografische aanduiding van Troje geen enkele betekenis heeft.
5. Ten opzichte van Thrinakia.
Thrinakia is geïdentificeerd met Cornwall, zie aantekeningen boek 12. Als Odys-seus met zijn makkers willen vertrekken worden ze een hele maand lang tegenge-houden door twee hard waaiende winden, de Euros en de Notos (12,325), een wind uit zuidoost tot zuidwest. Om naar hun vaderland terug te komen moet de koers dus zuid, zuidzuidwest of zuidzuidoost zijn, exact de richting waar Ithaka (Cadiz, Jerez) is gesitueerd.7
6. Ten opzichte van Schouwen en de Helion.
In boek 11 bezoekt Odysseus Kirke en het huis van Hades. De woonplaats van Kirke is al door De Grave gesitueerd op Schouwen in Zeeland en de Hades op Walcheren, zie Inleiding Hades. In 11,154 ontmoet Odysseus zijn overleden moeder Antikleia. Haar eerste verraste woorden geven een indicatie voor de relatieve geografie. Zij vertoeft zelf in 'het nevelige westen' op een plek die alleen per boot te bereiken is via de gevaarlijke stromen van de Okeanos. Het nevelige westen is uiteraard Zeeland. Vanuit Ithaka gezien zou Odysseus volgens Antikleia 'een lange zeereis' hebben moeten maken om in Zeeland te komen, maar dan herinnert zij zich dat hij al naar Troje was vertrokken, dat aan de overkant van het Kanaal ligt, en beseft zij dat hij misschien nog steeds niet thuis is geweest (De Grave II,43). De lange zeereis vanuit het noordelijke Zeeland of Troje naar Ithaka kan alleen zuidwaarts gericht zijn, waardoor de ligging van Ithaka in ZuidSpanje een logische conclusie is. Deze relatieve plaatsing ten opzichte van Zeeland wordt in fragment 24,11 ev bevestigd, geciteerd op p.816. Hier wordt de route beschreven die Hermes met de zielen van de vermoorde vrijers neemt om in Zeeland aan te komen, waar de zielen beoordeeld moeten worden door Minos en Radamanthos op de asfodeleweide. Hermes gaat langs "Okeanos' stromen", een plaatsaanduiding die ook werd gebruikt bij Odysseus' bezoek aan de Hades in 11,154 en 11,639 en het gebied van de Kimmeriërs, Kirke en Nehalennia aangeeft, dat wil zeggen Schouwen en Walcheren. Dit wordt bevestigd door de aanduiding "Poorten van Helios", dat wij ook kunnen lezen als "Poorten van de Helion", dat wil zeggen de monding van de Maas en Schelde. Met de "Poorten van Helios" wordt het uiterste westen bedoeld, dat vanuit het Europese vasteland gezien op Zeeland slaat, waar de Kimmeriërs wonen, zie aantekening 11,14. Wat met de "Rotsen van Witheid" bedoeld wordt is niet geheel duidelijk. Sommigen stellen dat er de rotsen van Dover mee bedoeld zijn (Stanford II,412). Als dat zo is, dan zou de route van Hermes als volgt zijn: vanaf Ithaka (Cadiz) gaat hij langs de stromen van de Oceaan, de Oceaankust, door het kanaal waar de krijtrotsen van Dover te zien zijn naar de poorten van de Helion (Schouwen, Walcheren) naar het land van de Dromen, waarmee ongetwijfeld de Acheron op Walcheren is bedoeld waar de overledenen dromen van een mooie wederopstanding.
7. Ten opzichte van Cyprus (Kupros).
Uit het relaas van Odysseus in zijn derde leugenverhaal (17,442) blijkt dat hij na zijn mislukte rooftocht in Egypte (Seinemonding) op een schip terecht kwam dat naar Kupros voer en dat hij vandaar uiteindelijk na veel ellende in Ithaka was aangekomen. Kuprus moet dus niet al te ver van Ithaka liggen, aangezien het voor iedereen logisch moet klinken dat hij vandaar, weliswaar met problemen, over land in Ithaka is kunnen komen. In Griekenland is de afstand Cyprus-Theaki veel te ver, laat staan de afstand Cyprus-Cadiz (Jerez). Wilkens identificeert Kupros, waar Afrodite na haar vernederende aanvaring met Hefaistos heen vlucht (8,361), met St.Ciprián (San Cibrao) in Noord-Galicië en Pafos met Foz, twee dicht bij elkaar gelegen steden, elk aan een getijderivier en zee-inham. Meer gegevens zijn er in Homeros helaas niet te vinden. De tocht van San Cibrao naar Jerez is weliswaar lang (775 km), maar is over land in 14 dagen te doen. Misschien is met Kupros, dat afgeleid is van het Gallo-Germaanse 'koper', echter hetzelfde bedoeld als met Chalkis, het gebied met de kopermijnen van de Rio Tinto, zoals in aantekeningen 15,295 is besproken. Chalkos betekent namelijk ook 'koper' (en brons). In dat geval zou meneer Dmetos als baas van deze kopermijnen Odysseus hebben meegenomen naar de Baetis of het gebied rond Sevilla. Vandaar is het natuurlijk simpel om in Ithaka (Jerez) te komen.
8. Ten opzichte van Argos of Aulis.
In 24,118 ev vertelt Agamemnon dat hij met zijn broer Menelaos Odysseus kwam halen voor de strijd tegen Troje. Hij zegt dat, toen hij hem had overgehaald, de tocht terug naar huis, dat wil zeggen naar Argos of naar de verzamelplaats van de Argivische vloot in Aulis, één volle maand varen was. In de Griekse setting moeten de commentatoren zich in allerlei bochten wringen om die maand varen van Ithaka (Theaki) naar Aulis te verklaren, een afstand van ca. 500 km (of via Korinthe 400 km), hetgeen normaal gesproken een twee of drie dagen varen zou zijn. Bovendien staken zij de "hele wijde zee", dat wil zeggen de oceaan, over en voeren ze niet langs de kust van de Peloponnesos of in het binnenwater van de golf van Korinthe! Aangezien het Argos van Agamemnon gedetermineerd is als het Seinegebied in Frankrijk en Aulis in Denemarken was gesitueerd, zou de afstand Ithaka-Argos (Jerez-Seinemonding) 2300 km en naar Aulis (Denemarken) zelfs 3200 zijn geweest. Zelfs om Engeland heen varen is een mogelijkheid: 4000 km. De gemiddelde afstand per dag is dan respectievelijk: 80, 100 en 130, een gering gemiddelde maar verklaarbaar als er een flinke tegenwind uit noordelijke richtingen stond. Vandaar ook de uitdrukkelijke vermelding dat ze er één maand over gedaan hadden.
9. Ten opzichte van Kreta.
Kreta is geïdentificeerd als de drie delen van Scandinavië: Noorwegen, Zweden en Denemarken, zie Inleiding Kreta. Odysseus doet in zijn vierde leugenverhaal (19,164 ev) tegenover Penelope alsof hij de broer van Idomeneus is, Aithon genaamd, en in die hoedanigheid Odysseus ontmoet heeft toen die bij Malea uit de koers was geslagen en in Kreta terecht kwam. Malea is geïdentificeerd als de kaap bij St.Malo, Bretagne, vanwaar een harde zuidwesterstorm Odysseus' schip noordoostwaarts drijft, hem de afslag naar Troje (de Wash) doet missen en hem verder naar Scandinavië brengt. Dat is inderdaad een juiste mededeling aangezien de koers voor Odysseus naar Troje vanaf Zuid-Spanje (Cadiz, Jerez) noordwaarts is.
Kenmerken van Ithaka
Terwijl Ithaka meestal wordt aangeduid met "rotsachtig" (kranaés 15,510) en "zanderig" (paipaloeis, dat af te leiden is van paipale -'stof, meel, zand') wordt het in 19,399 beschreven als een "vruchtbaar land". Dit laatste moet slaan op het vruchtbare bouwland rond Jerez (sherrydruiven!). Het rotsachtige Ithaka moet op het oude Jerez en de Mesas de Asta slaan, het zanderige Ithaka op het eiland Leon met Cadiz en zijn vele stranden en duinen.
Ithaka heeft volgens Telemachos geen brede wegen (4,605) en geen weids grasland voor paarden (13,243). Het is niet helemaal duidelijk of Telemachos hier Same bedoelt als onderdeel van Groot-Ithaka of heel Ithaka. Ithaka is een ruw land, maar produceert wel veel geiten, varkens en koeien volgens de lijst die Eumaios geeft van Odysseus' enorme veestapel. Voor paarden moet men echter bij de paardenman Nestor in Palos, bij Menelaos in Lagos of in de marismas van Huelva zijn.
In 13,238 wordt nog vermeld dat het er altijd regent en dauw altijd aanwezig is. In 13,189 blijkt dat Odysseus in mist is gehuld, als hij aankomt in Ithaka (Cadiz). Langs de Atlantische kust kan zeemist opkomen, afhankelijk van de temperatuur van lucht en water. In r.196 ziet hij 'steile rotsen' die hij ook niet herkent. Het kunnen de steil aflopende rotsen zijn ten noorden van Playa Caleta of het gedeelte tot aan Playa S.Maria del Mar. Wat het klimaat van Ithaka betreft meldt 14,457 dat er rond het huis van Eumaios een straffe zuidwester met regen staat, hetgeen duidt op een Atlantische depressie. In r.523 wordt gesproken van een strenge winter, waarvoor Eumaios een extra warme deken klaar had liggen. Aangezien het waarschijnlijk december 1166 of de herfst van 1167 v.C. is, is de kilte al behoorlijk en blijkt Odysseus behoefte te hebben aan een warme deken. In bovenstaand fragment 17,23 lezen we dat het in de ochtend licht kan vriezen (r.25). Er trekt duidelijk een koufront over het land, zoals ook blijkt uit r.89 waar Telemachos en Theoklumenos wollen mantels en chitons aangereikt krijgen. In r.191 wijst Eumaios Odysseus erop dat het ook 's avonds voor hem te koud kan worden. Rond Cadiz en Huelva valt jaarlijks meer dan 1000 mm regen, veel meer dan de gemiddelde Spaanse neerslag. Bij Jerez zijn temperaturen van -5° gemeten, terwijl het in de berggebieden uiteraard nog kouder kan zijn.
Politieke situatie
Zoals uit 1,386 ev blijkt is het koningschap in Ithaka niet erfelijk, al is het wel zo dat dezelfde dynastie meerdere generaties aan de macht kan blijven (patroion -"traditie in de familie"). Uit Telemachos' woorden: 'Maar goed, er zijn nog talloze andere Achaïsche prinsen hier in Ithaka tussen twee zeeën, jonge en oude. Eén van hen krijgt die functie, als held Odysseus gestorven is' blijkt dat na de dood van een koning meerdere Achaïsche edelen aanspraak op de titel kunnen maken. 'Het ligt in de schoot van de goden wie er dan koning wordt' (r.400): dat wil zeggen dat het lot of een stemming erover beslissen. Zolang Odysseus niet officieel dood is verklaard blijft hij koning. De vraag is echter wie tijdens zijn afwezigheid zijn functies vervult. Penelope zou de rol van haar man gedeeltelijk kunnen overnemen, maar is er door haar depressieve psychische toestand absoluut niet toe in staat, terwijl Telemachos nog te jong was. Opmerkelijk is dat volgens 2,26 ev de vergadering van Ithakers die Telemachos nu heeft georganiseerd de eerste in 20 jaar blijkt te zijn. De eerste spreker is blij dat er weer eens een vergadering is en hoopt op nieuws van de verloren vloot, waarvan nog geen man is teruggekeerd. Maar als er geen vergaderingen worden gehouden, wie heeft Ithaka dan al die jaren bestuurd? Was Ithaka opgedeeld in territoria waar de feodale adel het voor het zeggen had? Had die na Odysseus' vertrek het eigen territorium beheerd, zonder oog voor het algemeen belang van Ithaka als geheel? De vergadering verloopt ordentelijk. Een heraut regelt de spreekvolgorde, geeft de spreker een staf in handen en dan spreekt men keurig na elkaar. Uit r.50 blijkt echter dat het verder in Ithaka een losgeslagen boel is. De vrijers zijn tegen de uitdrukkelijke wens van de koningin in haar huis binnengedrongen, alsof ze feodale rechten op haar kunnen claimen. De ouderen van Ithaka doen er niets tegen, sterker nog: ze proberen Odysseus zelf in boek 24 nog te vermoorden ook, in plaats van zich te schamen voor het wangedrag van hun zonen. De toon van Telemachos is dan ook sarcastisch: 'zonen van deze heren, die hier althans "edelen" heten' (r.51). Daarbij maakt hij wel verschil tussen de vrijers die voornamelijk van andere eilanden komen en de Achaiers van Ithaka zelf (r.75: 'u, Ithakers'). De laatsten zou hij, zegt hij, juridisch kunnen aanpakken, de eersten kennelijk niet, omdat ze niet onder Ithaka vallen, zoals het eiland Doulichion (zie boven en Stanford I.p.238). Het wezenlijke probleem is uiteraard niet juridisch van aard maar betreft het misbruik van het gastrecht. De Ithakers onder de vrijers zijn evengoed Achaiers, zie 2,7, maar vormen wel een minderheid (16,248). Van de 108 vrijers komen er maar twaalf uit het eigenlijke Ithaka (Jerez, Medina). Indien we echter Same en Zakunthos bij Groot-Ithaka betrekken (Cadiz en Jacintho), dan is hun aantal 56. Achaiers moeten ook niet opgevat worden als mensen uit een bepaald land, maar als een groep met dezelfde religieuze achtergrond, broederschappen, zie Inleiding Achaiers. Voor de meeste gebieden in West-Europa geldt dat zij worden samengevat onder de term "het Achaïsche land", zoals Ithaka, het heilige Pulos (Palos), het Argos van Portugal en Midden-Spanje en Mukene, de hoofdstad van Agamemnons rijk rond de Seine.
Vormen de vrijers de eigenlijke machthebbers? In 2,192 wordt Alitherses, die het voor Telemachos op heeft genomen, door Eurumachos met een boete bedreigd. Met welk recht kunnen de vrijers die boete opleggen? Zoals uit het verloop van deze vergadering blijkt hebben de vrijers en hun bloedverwanten het inderdaad voor het zeggen in Ithaka. Ook de rechtbank wordt dus door hen of hun familie gedomineerd.
In 22,52 blijkt wat het eigenlijke doel van de vrijers is: koning te worden over alle Ithakers. Groot-Ithaka is in démoi opgedeeld (r.34), zoals dat ook met het eiland van de Faiaken Scheria het geval was (zie Inleiding Scheria). Aan het hoofd van elk district stond een vazalkoning of gouverneur (basileus). De vrijers waren de zonen van zulke vazallen, die aanspraak konden maken op een vacante troon.
De naam Ithaka
Jerez ligt aan de Guadelete, de Agua dal Ita (=Ita-aqua > Itaka), de Itarivier. Deze etymologie zou op zich voldoende zijn maar Wilkens heeft een andere oplossing bedacht. Hij meent dat Ithaka een Semitische naam is, afgeleid van -i-, "eiland" en tokh,tawek -"midden" en dus "Eiland in het Midden" betekent, hetgeen exact overeenkomt met de bovengenoemde kwalificatie van Ithaka als "tussen twee zeeën" gelegen. Daartegen pleit dat Ihaka als geheel geen eiland is maar een groot gebied op het vasteland beslaat, waar de rivier de Ita doorheen stroomt. Ik heb de voorkeur voor de eerste etymologie.
Munt van Ithaka en Keltiberische munt "Kostu"
Op een aantal oude munten staat aan de ene zijde te lezen Itha of Ithakon, terwijl aan de beeldzijde een bebaard hoofd is afgebeeld met een mutsje (een Frugisch of Fries mutsje), dat waarschijnlijk Odysseus moet voorstellen, die op het Griekse Theaki kennelijk ook werd vereerd. Het is echter opmerkelijk dat op meerdere munten een haan staat afgebeeld, een raar symbool dat niets van doen heeft met Theaki, maar wel betrekking heeft op het land van Cadiz en Jerez, waar volgens Ptolemaios de Celtici woonden, die net als de Galliërs een gallus, een haan, als symbool hebben (PA 292). De vraag rijst dan hoe deze munten op Theaki terecht zijn gekomen. De oplossing ligt weer in de Keltiberische emigraties die tussen 1200 en 800 plaatsgevonden hebben, waarbij diverse vestigingen zijn gesticht op de Ionische eilanden en aan de kust van de Peloponnesos, zodat de munten van Ithaka door de dochtersteden als betaalmiddel werden gebruikt. Zo is Theaki naar Ithaka genoemd en de hoofdstad Vathy (Bathi) naar de Baetis waar Ithaka aan grenst. Verder vinden we het eiland Kosto vlakbij Theaki, dat herinnert aan de Keltiberische naam Kostu (zie munt), en Kefalonia dat een andere naam is voor Groot-Ithaka: Kefallenië. Het Griekse eiland Zante (Zakunthos) is genoemd naar het homerische Zakunthos (Jacinto), Kullenia aan de overkant op de Peloponnesos naar de Llanos de Caulina vlak boven Jerez, Pulos naar Palos, Lakonië naar Lagos enz.. De naam van Ithaca-stad Asta is later veranderd in Ceres Achaea dat uiteindelijk Jerez is geworden. Ceres Achaia was de moedergodin (Demeter, Astarte, Isis, Nehalennia) die er als de Heilige Maagd Maria nog steeds enorm wordt vereerd. De etymologie van Achaia is Fenicisch: van ach -broeder. Het is de cultus van de broederschappen van de Achaiers die in deze streken nog altijd door christelijke broederschappen wordt uitgeoefend tijdens de feesten voor bijvoorbeeld Nuestra Señora de la Merced en de Virgen del Rocio (zie Inleiding Pulos).
De naam Ithaka leefde mogelijk ook nog voort in een plaats Ituca in Lusitanië en in Ituca (=Utica), een belangrijke stad aan de Carthaagse kust. De naam Ithaka is echter nooit geheel verdwenen uit Spanje, maar is in de christelijke tijden een naam van heiligen en geleerden in Spanje geweest: Ithacius (ook Idacius en Hydatius). Ithacius was een beroemde bisschop van Merida en nog drie anderen met die naam bezetten bisschopszetels in belangrijke Spaanse steden. In het koninklijke Pantheon staat een vijfdeeeuws sarkofaag met de naam Ithacius erop.
De conclusie is dat de identificatie van Ithaka met Cadiz en Jerez coherent en logisch is op grond van de relatieve ligging ten opzichte van alle geïdentificeerde plaatsen aan of op de Atlantische Oceaan, op grond van klimaat en andere kenmerken en wegens de politieke situatie en de naamgeving.
Noten:
1. Cailleux meent echter dat veel verhalen over het vermaarde Tartessos waarschijnlijk naar Tortosa aan de monding van de Ebro verwijzen, dat door Pomponius Mela (II,8,32) Dertosa wordt genoemd (PH 416).
2. 100 stadiën volgens Strabo
3. Murray's Handbook, Londen 1845.
4. Silius Italicus Punica 3,402.
5. Het Grieks geeft proté akté - 'eerste/voorste kaap of punt'.
6. Zie Wilkens p. 152 -154 met kaart en aantekeningen 14,190;17,204;20,185
7. Opmerking: in de Griekse setting, waar Thrinakia Sicilië en Ithaka Theaki zou zijn, zijn deze winden uiteraard juist gunstig en hadden de mannen niet hoeven wachten met hun vertrek!
Afkortingen voor de boeken van Th. Cailleux:
OC Origine celtique de la civilisation de tous les peuples
PH Poésies d' Homère
PA Pays Atlantiques, decrit pas Homère
H.O. = Homeros Odyssee, De zwerftochten van Odysseus opde Atlantische Oceaan, ed. G.W.J.Janssen. Leeuwarden 2018
Citaten van Homeros: Romeinse cijfers = Ilias, bv XX,345; Arabische cijfers = Odyssey, bv. 13,34.
Odysseus' Eerste reis
- deel 1: Troje- Gog Magog Hills, Engeland
- deel 2: Ismaros en Kikonen - Bretagne
- deel 3: Lotophagen - Senegal
- deel 4: Cyclopen - Fogo, Kameroen, Madeira
- deel 5: Aiolia en Aiolos - Corvo (Azoren)
-deel 6: Laestrygonen - Cuba, La Havana
- deel 7: Aiaia en Kirke - Schouwen, Zeeland
- deel 8: Hades-Walcheren, Zeeland
Odysseus' Tweede reis
- deel I: Tenedos-Thanet en de Seirenes;
- deel II: Skulla, Charubdis -St. Michael's Mount
- deel III: Thrinakia-Cornwall
- deel IV: Ogygia- Azores, Kalupso;
- deel V: Scheria-Lanzarote;
- deel VI: Ithaka-Cádiz, Jérez