TROJE-GOG MAGOG   |   ISMAROS-DOUARNENEZ   |   KUTHERA-LOTUSETERS   |   CYCLOPEN-FOGO,MADEIRA,KAMEROEN   |   AIOLIA-CORVO   |   LAISTRUGONIË-CUBA   |   AIAIA- SCHOUWEN, ZEELAND   |   HADES-WALCHEREN

ATLANTISCH CYCLOPEN-LAND

(MADEIRA - FOGO -KAMEROEN)



Odysseus' eerste reis, deel 4

Legenda kaart Atlantische Oceaan:
Route I: (Janssen) Vanuit Troje door het Kanaal naar de Kikonen in Bretagne, de Lotuseters in Senegal, de Cyclopen in Kameroen, Aiolos op Corvo, de Laistrugonen in La Havana, terug naar Kirke in Zeeland.
Route II: (Wilkens) Gelijk aan I  tot aan Senegal, dan naar de Cyclopen op Fogo, Aiolos op Saba, de Laistrugonen in La Havana, terug naar Kirke in Zeeland.
Route III: (Cailleux) Na de Kikonen naar de Lotofagen op Hierro, naar de Cyclopen op Madeira, naar Aiolos op Corvo, verder gelijk aan I.
Gestreepte lijn: de tot heden gangbare zeil- en handelsroutes over de oceaan.


VAN SENEGAL NAAR FOGO, MADEIRA OF BIOKO

Na Odysseus' verhaal over zijn overval op de Kikonen zijn wij met de Lotoseters in een omgeving van legendes en fantasieën terechtgekomen. Na de Lotoseters ontmoet Odysseus achtereenvolgens de reusachtige Cyclopen, Aiolos, de god van de winden, de kannibalistische Laistrugonen, de machtige godin Kirke, de Seirenen met hun gevaarlijke stemmen, de monsters Skulla en Charubdis en de grotnimf Kalypso. Daarbij geeft Homeros vaak afstanden in vaardagen, windrichtingen en koersaanwijzingen aan die, wanneer ze afgezet worden op de Middellandse Zee, onmogelijke routes en identificaties opleveren, zoals wanneer men bijvoorbeeld de Faiaken op Korfoe situeert, zie inleiding Scheria. Op de Atlantische Oceaan zijn alle gegevens van Homeros echter wel goed in te passen. Als we uitgaan van de identificatie van Troje in Engeland (Gog Magog), dan kunnen we de route die Odysseus neemt om weer in Ithaka (Jerez) te komen goed volgen, tot het moment dat zijn schepen door een noorderstorm voorbij kaap S.Vincente naar het (verre) zuiden worden gedreven. Vanaf dat moment blijkt het "routeboek" van Homeros' Odyssee niet zo eenduidig als Wilkens en Cailleux ons willen doen geloven. Veel aanwijzingen zijn onduidelijk, afstanden ontbreken soms en plaatsbeschrijvingen zijn voor meerdere uitleg vatbaar. Desalniettemin is elke serieuze poging de routes van de oude zeevaarders op de Atlantische Oceaan te achterhalen onze aandacht waard.

Gegevens over de Cyclopen
In 7,199 ev vertelt Alkinoös dat de Faiaken verwant zijn aan de goden, 'precies zoals de Cyclopen of net als de wilde Giganten'. Cyclopen zijn dus mythische wezens. Zo had Poseidon bij de nimf Thoösa een gedrocht van een kind verwekt, de eenogige Cycloop Polufemos, met wie Odysseus in boek 9 de strijd moet aanbinden. De vader van Thoösa is Forkus, naar wie de vorkvormige haven van Ithaka (Cadiz) genoemd is, waar Odysseus door de Faiaken aan land wordt gezet (13,96). De Faiaken zijn weggetrokken uit hun eerdere vestiging in Hupereia omdat zij constant werden lastig gevallen door Cyclopen. Van de Cyclopen die in de buurt van Polufemos wonen heeft alleen Polufemos één oog. Hij is ook een enorme reus, terwijl de andere Cyclopen een primitieve groep mensachtigen zijn met weinig sociale structuur en regels:

  Daarna zeilden we verder met depressieve gevoelens
  tot we 't Cyclopenland hadden bereikt, aanmatigend volk met
  lak aan de regels, die met behulp van onsterflijke goden
  niet zelf aan planten doen en de bodem evenmin ploegen.
  Nee, zonder zaaien of ploegen groeit alles daar, zoals tarwe,
  gerst en wijnstok, die echt wel goede wijn produceert van
  prachtige trossen, die dankzij de regen van Zeus 't goed doen.
  Gemeenteraden kennen zij niet en ze hebben geen regels.
  Nee, zij bevolken de toppen van bergen en wonen
  daar in gewelfde grotten. Ze passen op vrouwen en kinderen
  eigen leefregels toe maar bemoeien zich niet met elkaar. (9,105 ev)

Hun cultuur was wel zodanig technisch dat ze kaas konden maken. Polufemos had het in zijn grot ook keurig voor elkaar, alles netjes geordend, dieren in leeftijdsgroepen in hokjes, wrongel in mandjes van vlechtwerk. Mogelijk is de naam cycloop afgeleid van kyklops, dat "cirkel- of rondogig" betekent en duidt het een negroïde bevolking aan, terwijl de Europese Achaiers helikops zijn, dat wil zeggen "met heldere of langwerpige ogen".1 Dat zou erop kunnen wijzen dat we het Cyclopenland Hupereia in Afrika moeten zoeken, hoewel de Cyclopen nergens door Homeros met "zwart" of "bruin" worden aangeduid.
Zij zijn geen zeevaarders, kunnen geen schepen bouwen (r.125) en hadden dan ook geen deel aan de welvaart die andere bewoners van de Atlantische kusten door handel en zeevaart ten deel was gevallen, zoals blijkt uit de rijkdom aan de hoven van bijvoorbeeld Menelaos, Nestor, Alkinoös en Odysseus. Deze mededeling maakt de plaatsing van de Cyclopen op een eiland eigenlijk onmogelijk.
Cailleux en Wilkens gaan echter wel van een eiland uit maar hebben verschillende ideeën over de ligging van het Cyclopenland, dat door de een op Madeira en door de ander op een van de Kaapverdische Eilanden, Fogo, wordt geplaatst.

Ligging van Cyclopenland volgens Wilkens
Aangezien er nadrukkelijk melding wordt gemaakt van een enorme ram waaronder Odysseus uit de grot van de Cycloop weet te ontsnappen, meent Wilkens dat de ram een nautische aanwijzing is voor de te varen koers vanuit Senegal waar hij de Lotofagen situeert, en dat we de Cyclopen ten westen van Senegal moeten zoeken (Wilkens p.224). Het eiland Fogo met een 3000 meter hoge vulkaan komt het meest in aanmerking. Er ligt een klein eiland Brava op 17 km van Fogo waarop Odysseus met zijn vloot aan land zou kunnen zijn gekomen, volgens Wilkens (p.237) aan de zuidkust ervan, omdat de oostkust te gevaarlijk zou zijn wegens wind en stroming. Ten noorden van Brava liggen nog twee rotseilandjes die kunnen worden opgevat als de twee enorme rotsblokken die Polufemos naar het schip van de ontsnappende Odysseus gooit (Wilkens afb. p.239).


Tegen deze identificatie zijn enkele argumenten in te brengen. Het land moet volgens Homeros erg vruchtbaar zijn, zodat de aarde er automatisch oogsten oplevert dankzij de vele regen. Het klimaat van Fogo is echter erg droog (gordel Sahel), maar Wilkens schrijft de droogte op deze eilanden toe aan de klimaatverandering in samenhang met de woestijnvorming in de Sahara en West-Afrika.2 Bovendien neemt Wilkens met Cailleux aan dat de Cyclopen op een eiland wonen, maar het land van de Cyclopen wordt gaia (land) genoemd en hoeft dus geen eiland te zijn. Dat wordt bevestigd door het feit dat de Cyclopen geen scheepsbouwers zijn en geen overzeese handel kennen (r.125, zie ook boven), zodat men zich toch ernstig moet afvragen hoe de Cyclopen dan op Fogo terecht zijn gekomen.

Ligging van Cyclopenland volgens Cailleux
Cailleux (PA53 ev), die het Canarische eiland El Hierro als verblijfplaats van de Lotofagen ziet, identificeert Madeira als het eiland van de Cyclopen, omdat het volgens hem vlakbij het land van de Lotofagen moet liggen, en hij ziet in het kleine eilandje Loo voor de kust het geiteneilandje waaraan Homeros maar liefst 60 regels heeft gewijd. Kennelijk was deze lange beschrijving noodzakelijk om de schippers een nautische aanwijzing te geven voor de ligging van het eiland. Het is een rustige ankerplaats waar water en vlees in overvloed te vinden is (geiten) en waar men op een gunstige wind kan wachten alvorens de oversteek naar de Cariben te maken. Het schieten van geiten kan een navigatieaanwijzing zijn: steenbok geeft een noordelijke koers aan (schema Wilkens p.224), die Odysseus zowel vanaf El Hierro als vanaf Senegal, waar Wilkens de Lotofagen plaatst, naar Madeira zou kunnen leiden.


Het door Cailleux bedoelde eilandje waar nu het fort Loo op ligt (zie plaat) is echter veel te klein voor de beschrijving die Homeros ervan geeft en zou ook gemakkelijk door Polufemos met het gooien van rotsblokken te bereiken zijn (r.480 ev). Mogelijk is Ilha Deserta of Porto Santo bedoeld, eilanden die beide op ca. 40 km (4 uur varen) van Madeira liggen, maar daartegen kan worden ingebracht dat op zo'n afstand geen geluiden van het Cyclopenland hoorbaar zijn (r.167), tenzij er vulkaangeluiden mee worden bedoeld, aangezien Madeira vulkanen bezit. Voor Madeira pleit dat het zeer vruchtbaar is, veel neerslag kent (regen van Zeus) en goede wijn, tarwe en gerst produceert, zoals de tekst van Homeros ook aangeeft. Volgens Cailleux (PA 58) is de beschrijving van het hol van  Polufemos van toepassing op de haven van Madeira, Funchal, een naam die af te leiden zou zijn van fun-hol -schurkenhol:3

  Toen wij die plek, die dicht in de buurt lag, bereikt hadden, zagen
  wij vlak aan zee een hoge grot op een kaap die in zee stak,
  helemaal overdekt met wilde laurier; en daar konden
  vele schapen en geiten de nacht doorbrengen. Er was een
  hoge omheining gebouwd, gefundeerd op een diepe laag stenen,
  verder voorzien van lange stammen van pijnhout en eiken.  (9,181 ev)

De wilde laurier die om het hol van Polufemos groeit is ook een aanwijzing voor Madeira en Funchal, aangezien de Laurus Indica zeer veel voorkomt op Madeira en Porto Santo en de Madeira-cashewnoten oplevert.4 De haven Funchal ligt op het zuiden, de richting vanwaar Odysseus aankwam, en het land is vaak in mist en nevels gehuld, zoals Homeros die beschrijft bij de aankomst van Odysseus. Er liggen een hoop lavabrokstukken vóór de kust, die als het werk van Polufemos gezien kunnen worden. Verder zou Hanno tijdens zijn "rondvaart" die hij in ca. 500 v.C. in opdracht van Carthago ondernomen heeft een Fenicische vestiging op Cerné hebben gesticht, een eilandje van ca. 900 meter doorsnee, dat later als overslagstation voor Fenicische handelaars diende.5 Aangezien de afstand van dat eilandje tot de Zuilen van Hercules (Gibraltar) ongeveer even groot was als die van Carthago tot Gibraltar, komt Cailleux tot de conclusie dat Cerné Madeira of liever gezegd Loo bij Madeira moet zijn. De daar wonende cyclopen zouden daarna bij de kolonisatie door Carthagers zijn verjaagd of uitgeroeid. Als laatste argument voert hij aan dat de naam Madeira van het Spaanse madera (=hout) is afgeleid. Het is het "Houteiland" dat ook aangeduid wordt door de oude naam Isola di Legname (=Boseiland). Hout speelt ook een rol in de Odysseus-legende omdat hij het oog van de Cycloop met een puntig stuk hout uitbrandt en de Cycloop wijsmaakt dat zijn naam OUTIS is, dat in het Grieks "niemand" betekent maar in het Gallo-Germaans te herleiden is tot 'hout', zoals ook het Griekse outazo -"verwonden" etymologisch van hout afgeleid kan zijn en "door hout verwonden" betekent, bijvoorbeeld door een speer of knuppel. Het verhaal gaat dat men na de ontdekking van Madeira de bossen in brand stak en toen men na zeven jaar terugkeerde om te zien wat er van de wildernis was geworden, zag dat het woud nog steeds brandde; vandaar dat het in legendes van de Canarische Eilanden het 'Brandeiland' werd genoemd (Brandon, Borondon, St. Brendan), een mysterieus eiland in het westen, dat op oude kaarten staat ingetekend.

Tegen deze stroom van argumenten van Cailleux vallen de volgende opmerkingen in te brengen:
-Brandon werd gezien als een eiland ten westen en niet ten noorden van de Canarische Eilanden, zodat het door sommige cartografen op kaarten ten westen van de Canarische Eilanden werd ingetekend.6
-de woordspeling van Homeros met de naam Outis ("Niemand") heeft alleen betekenis in het Grieks, niet in het Gallo-Germaans. Hij zegt tegen de te hulp gekomen Cyclopen (r.408): "Niemand doodt mij met een list en niet gewelddadig!" Een vervanging van "niemand" door "stuk hout" levert een onzinnige woordspeling op.
-er is nergens sprake van een eiland maar van een gaia (land) van de Cyclopen, zie boven;
-de afstand (vaartijd) tussen Lotofagen en Cyclopen wordt door Homeros helaas niet genoemd, zodat het argument dat de twee haltes bij elkaar moeten liggen niet door de tekst wordt gedekt;


-De Periplous van Hanno is op een enkel fragment na niet overgeleverd. Uit de titel kunnen we echter opmaken dat het om een rondreis om Afrika ging, bedoeld om deze zeeroute te verkennen, die voor de Carthagers conflicten met Grieken in het oostelijke Middellandse-Zeebekken zou kunnen voorkomen. Hanno stichtte overal op de kust van Afrika Carthaagse kolonies, waarvoor hij met ca.30.000 man op weg was gegaan. Het eiland Cerné moet dan ook langs de Afrikaanse kust en niet op de Oceaan gezocht worden. De meest recente studies van de overgeleverde teksten geven een route aan tot aan de vulkaan in Kameroen en het eiland Bioko voor de kust ervan. Cerné is dan hoogstwaarschijnlijk het kleine Mogador bij Essaouira, zie kaart. De rest van de beschrijving van de tocht van Hanno, die drie jaar geduurd heeft, is helaas niet bewaard gebleven. Deze expeditie is in wezen een herhaling van de expeditie om Kaap de Goede Hoop heen die door de Egyptische koning Neko was georganiseerd, zoals beschreven door  Herodotos in 4,42, waarin hij vertelt dat Neko (ca. 600 v.C.) Feniciërs met boten vanuit de Rode Zee uitstuurde met de opdracht terug te keren via de Zuilen van Herakles tot aan de Zee in het noorden (van Egypte) en zo naar Egypte te komen: 'Toen de Feniciërs dus vanuit de Rode Zee vertrokken waren, bevoeren ze de Zuidzee. Telkens wanneer het herfst werd, gingen ze aan land om de grond in te zaaien waar ze ook maar tijdens hun tocht waren, en wachtten dan op de volgende oogst. Als ze het koren dan hadden gemaaid, voeren ze verder, zodat ze twee jaar over de tocht deden en in het derde jaar de Zuilen van Herakles rondden en in Egypte arriveerden. Zij vertelden ook nog iets dat mij niet geloofwaardig lijkt maar een ander misschien wel, dat zij tijdens de tocht om Libye de zon aan de linker kant hadden.' Het is duidelijk dat de Feniciërs toen om Kaap de Goede Hoop zijn gevaren, maar ook dat ze dat al eerder gedaan hadden, aangezien er anders geen Fenicische schepen in de Rode Zee geweest waren! Het doel van deze expeditie is kennelijk om vruchtbaar land te gaan zoeken voor mogelijke vestigingen vanuit Egypte.
-Over het kleine eiland Loo vóór Madeira is hierboven al gesproken. Het lijkt niet verenigbaar met de beschrijving van Homeros:

       Wat verder ligt er een dicht begroeid eiland een eind uit de baai daar,
niet zo dicht bij de kust van het land der Cyclopen, noch erg ver
weg, vol met bossen. Er leven ontelbare geiten omdat ze
niet worden afgeschrikt door aanwezige mensen, terwijl er
ook geen jagers op af komen, die ten koste van veel
ontbering het bos in trekken en boven de bergen afstruinen.
Veeteelt en landbouw worden er dus niet beoefend, integen-
deel, het land wordt er nooit en te nimmer, verstoken van mensen,
omgeploegd en bezaaid maar er leven wel mekkerende geiten.
Schepen met rode voorstevens kennen zij, de Cyclopen,
namelijk niet; er zijn ook geen scheepstimmerlieden, die schepen
kunnen bouwen met roeibanken, die de steden van mensen
aandoen en allerlei spullen vervoeren, zoals men zo vaak met
schepen de zee oversteekt om elkaar te bezoeken. De zeelui
zouden dit eiland voor hen ook welvarend hebben gemaakt. Het
eiland is zeker niet slecht: het kan alles op tijd produceren.
Sappig en mals zijn de weilanden daar langs de kust van de grijze
zee en de wijngaarden zouden er eeuwenoud kunnen zijn. Er
is ook vlak bouwland waar in het seizoen continu hoge graange-
wassen geoogst kunnen worden, want rijke teelaarde vormt de
bodem. Er is ook een veilige baai waar geen meertouwen nodig
zijn en geen ankerstenen en landvasten hoeven te worden
uitgebracht; waar men de schepen aan land trekt en wacht tot de zeelui
zin hebben verder te gaan met gebruik van gunstige winden.
Verder is er een bron aan de kop van de baai waar vanuit een
grot helder water stroomt; eromheen staat een bosje met espen. (9,116 ev.)


Het kleine eiland en Kameroen
De beschrijving van dit eiland door Homeros is zo uitgebreid, om de zeelieden te wijzen op deze goede rustplaats vóór de grote oversteek naar de Cariben of naar Zuid-Afrika. Homeros treedt op als een maritieme pilot doordat hij aanwijzingen geeft over het weer (veel voorkomende mist), de ligging van de baai (espenbosje), de waterbronnen en de manier om binnen te zeilen, namelijk met de hulp van de god, waarmee de vloed wordt bedoeld. Let op de functie en het belang van de zeevaart voor de "zeevolken" van die tijd. 'De zeelui zouden dit eiland voor hen ook welvarend hebben gemaakt' (r.129). Zeevaart brengt handel en welvaart voor de bewoners van de Atlantische kusten. In de bronstijd was de Gallo-Germaanse, Iberische of Fenicische beschaving nog niet via kolonisatie overal doorgedrongen. Er woonden op veel plaatsen nog wilde, primitieve volkeren, te vergelijken met Cyclopen en Laistrugonen, die aan mensenoffers en kannibalisme deden. Ook was piraterij tot enkele eeuwen geleden de normaalste zaak aan de Atlantische kusten. Het was dus van groot belang voor zeevaarders om de aard van de bevolking van de diverse landingsplaatsen te kennen. Dit kleine eiland was rijk begroeid met struiken en bomen en onbewoond maar er leefden wel grote massa's geiten. De aanwezigheid van zoveel geiten op zo'n afgelegen eiland is mogelijk te verklaren vanwege door zeevaarders bewust geplande import van die dieren als mogelijke voedselbron voor passerende handelsschepen, zoals ook in de 16e en 17e eeuw te doen gebruikelijk was. Het eiland wordt lacheia genoemd, waarvan de betekenis onzeker is. Sommigen menen dat het "laag" betekent, anderen dat het een eigennaam Lacheia is. Mogelijk is ook een afleiding van lachné -wolligheid, zodat het "dicht met struiken begroeid" zou betekenen, hetgeen mijn voorkeur heeft.

Kameroen met de vulkaan Kameroen en het eiland Bioko

Aangezien de identificaties van Wilkens en Cailleux op teveel bezwaren stuiten, moet het land van de Cyclopen elders liggen. Volgens alle tot nu toe genoemde gegevens moeten we zoeken naar een stuk vasteland van Afrika mogelijk met een vulkaan met krater, uitgebeeld door het oog van de Cycloop, en wel naar een plaats waar een flink eiland voor de kust ligt. Een van de weinige plekken die daarvoor in aanmerking komen is het eiland Bioko voor de kust van Kameroen met zijn 4000 m hoge vulkaan Kameroen (afstand Bioko-kust: ca.50 km).
De afstand naar Kameroen (3000 km vanaf Senegal en 5000 km vanaf El Hierro) is geen onoverkomelijk probleem, aangezien schepen zich niets van afstanden aantrekken en evengoed naar de Cariben als naar Zuid-Afrika en verder voeren. Homeros kent bovendien Pygmeeën (Il.3,6), van wie het stamland juist in Kameroen lag en van wie hij de strijd met kraanvogels beschrijft.

A Pygmy fights a crane, Attic red-figure chous, 430–420 BC,
National Archaeological Museum of Spain

De kennis daarover kan hem niet anders dan via Fenicische zeelieden ter ore zijn gekomen, die daar blijkens de Rondreis van Hanno in elk geval ook in 500 v.C. geweest zijn (zie kaart boven). Van Bioko is bekend dat de eerste bewoners er pas in de 7e eeuw v.C. verschenen, zodat het ten tijde van de Odyssee inderdaad onbewoond was. Tijdens noodopgravingen bij de aanleg van een oliepijplijn van 1000 km door Kameroen zijn veel artefacten gevonden waarvan sommige 100.000 jaar oud zijn. Scott MacEachern, een specialist in Afrikaanse archeologie uit Maine, meldt, 'we found sites where people had lived, where people had stored food, where people had made tools of iron. Before people in this area used iron, they made a whole variety of different kinds of tools including axes, arrow points, knives and fire scrapers from stone. These are artifacts from a site in southern Cameroon. It’s a small rock shelter. It has a history of about 5,000 years.'7 Dat zou er op wijzen dat de bewoners van Kameroen in de bronstijd inderdaad nog in het stenen tijdperk leefden. Is dit dan ook het gebied Hupereia waar de van oorsprong Keltiberische Faiaken vandaan gekomen zijn? Werden zij na hun emigratie naar Kameroen constant overvallen door deze Cyclopen en hebben zij zich toen op Scheria (Lanzarote) gevestigd? Of is de theorie van Cailleux over de "andere Cyclopen" in Iberië (Hupereia), zoals in de Inleiding over Scheria beschreven is, de juiste?8 In het eerste geval betekent de naam Hupereia niet "Iberië" maar "Zuidland", hetgeen verwijst naar het zuiden van Afrika.

De aard van Polufemos en de Cyclopen
Er zijn enkele interpretaties mogelijk van het Cyclopenverhaal die alleen of in combinatie een gevarieerd beeld schetsen van deze legende, zoals de vulkaantheorie, de mummietheorie, de allegorische opvatting en de culturele traditie.
-Vulkaantheorie

Daar had een reus van een vent zijn intrek genomen, die ver van
allen alleen zijn veestapel hoedde. Hij ging met geen ander
om, maar woonde ver van de rest en gaf niet om regels.
't Was dan ook een reusachtig monster dat helemaal niet op
mensen die brood eten leek; nee, hij was als een bosrijke top van
hoge bergen, die ver en vrij van anderen opdoemt.

In bovenstaand fragment 9,189 ev staat dat Polufemos niet op een mens lijkt maar op een bosrijke top van bergen, met één oog, zodat het beeld van een vulkaankrater, die geïsoleerd staat van andere bergen, voor de hand ligt. Op Madeira liggen drie bergen met toppen van 1600, 1818, en 1868 m. Het eiland Fogo heeft maar één vulkaantop, de Pico de Fogo, maar die springt tussen de omliggende eilanden er wel uit. Ook Bioko en Kameroen hebben hoge vulkaantoppen.
-De mummietheorie.
Wanneer Polufemos de heerlijke wijn van Odysseus drinkt, zegt hij: 'Dit is een brok ambrozijn en nektar tezamen!' (9,358). De vergelijking met ambrozijn en nektar (amber en lijkenteer, zie bv Ogugia-Kalupso) wijst wellicht op een andere dimensie van het Cyclopenverhaal, aangezien amber en teer werden gebruikt om de mummies te conserveren tijdens de wachtperiode tot de wedergeboorte. Deze religieuze praktijk uit de steentijd en bronstijd, die rond de Helion (Maas) werd toegepast, zou volgens Cailleux via emigraties en kolonisaties in Iberië, Mauretanië en op de eilanden in de Atlantische Oceaan terechtgekomen zijn. Zo zijn er op diverse Canarische Eilanden gebalsemde mummies in grotten gevonden, die weliswaar niet uit de bronstijd stammen maar wijzen op een zeer oude traditie waarvan de sporen door de tand des tijds wellicht zijn uitgewist. De Cyclopen zouden dan geen reële figuren zijn, hetgeen zij natuurlijk ook niet zijn, maar gemummificeerde grotbewoners, zoals die op de Insulae Fortunatae werden bijgezet. Dan dienen deze verhalen ook om zeelieden af te schrikken, zodat zij geen voet aan wal zouden zetten op de voor de vaart op Amerika of Zuid-Afrika zo belangrijke tussenstations en het monopolie op de purper- en goudtransporten van de Feniciërs, Keltiberiërs of andere zeevolken gehandhaafd zou blijven.
Cailleux (PA 62) maakt een vergelijking tussen de Guanchen, de inheemse bewoners van de Canarische Eilanden, en de Cyclopen. Beide mensentypes zouden verwant zijn met de Troglodyten die aan de kusten van Marokko leefden, bijvoorbeeld bij El Araich (Noord-Marokko, zie Od.'s eerste reis deel 3) aan de Lissos. Er zijn inderdaad op veel punten vergelijkingen te maken: beide mensensoorten zijn groot, wonen in grotten, houden geiten, melken en maken kaas, kunnen hard fluiten, springen over kloven met behulp van een stok, gebruiken als wapen een speer met in het vuur geharde punt, kunnen zeer nauwkeurig en hard stenen gooien. Er zijn echter ook een aantal wezenlijke zaken waardoor de vergelijking mank gaat: de Guanchen kenden wel degelijk goden, zoals Abora (Apollo), Achamán en een moedergodin, hadden een goed georganiseerde matriarchale maatschappij, kenden koningen, priesters en onderwijsgevenden en wisten zich door deskundige landbouwmethodes op de eilanden staande houden.9
-Allegorische theorie
Wilkens (p.238) ziet in de strijd tussen Odysseus en de Cycloop een symbolische tegenstelling tussen de 'oncontroleerbare fysieke kracht tegenover de subtiele kracht van de geest'. De ingewijde Odysseus, die altijd gesteund wordt door de godin van de ratio, Athene, is het symbool van de rationele evolutie van de mens. Het blind maken van Polufemos betekent het einde van het oude en het begin van het nieuwe tijdperk, een evolutie die 'volgens goddelijk plan verliep' (=de wil van Zeus en de zalige goden in 1,82).  Tegen deze allegorische opvatting van Wilkens pleit dat Odysseus op dit moment nog een niet-ingewijde is: hij is zelf de wilde piraat die overvallen pleegt. Ook treedt Athene pas veel later als helpster op, wanneer Odysseus op Scheria, zijn laatste halte, terechtkomt.
-Culturele traditie.
Verhalen over Cyclopen of Eenogen vormen een traditie in de Gallo-Germaanse, Hebreeuwse en Punische cultuur. Vinci (p.62) schrijft dat Adam Bremen het eiland van de Cyclopen langs de kust van Noord-Noorwegen plaatste, waar Friese zeilers eenogige reuzen hadden waargenomen10. Een verhaal uit Lapland meldt dat Stalo, een slechte reus die tuk was op menselijke hersens, net als Polufemos één oog midden op zijn voorhoofd had en dat hij door een listige gast blind gemaakt was. De gast doodde een ram, trok zijn vel over zich heen en wist op handen en voeten uit de grot te ontsnappen, net als Odysseus. Deze gast had als zijn naam opgegeven: 'Ikzelf', te vergelijken met "Niemand" van Odysseus.
Cailleux meldt (p.55) dat bij de Muiscas in Colombia, die een band hadden met de oude Feniciërs, deze legende ook bewaard is.11  Zij beschouwden Polufemos als de god van het kwaad en noemden hem Foma Gota (= God Femios), die ook maar één oog midden op zijn voorhoofd had. In de Bijbel (Num. 13:33) is ook sprake van reuzen: 'Wij hebben er ook reuzen gezien, nakomelingen van Enak, [afkomstig] van de reuzen. Wij waren in onze [eigen] ogen als sprinkhanen, en zo waren wij ook in hun ogen.' Een etymologie van Ein Aug > Enak ligt voor de hand. Homeros zou in deze theorie voor zijn Cyclopen dus een verhaal gebruikt hebben dat alom in de antieke wereld rondging.

Conclusies
De conclusie wat betreft de ligging van het Cyclopenland is dat de identificatie ervan lastig is. Voor Madeira/Porto Santo en Fogo/Brava zijn argumenten voor en tegen in te brengen, terwijl Kameroen/Bioko een goede optie is die nader dient te worden onderzocht.
Ten aanzien van de aard van het Cyclopen-verhaal kunnen we zeggen dat de theorie dat de Cycloop Polufemos symbool staat voor de woeste natuurkracht van een vulkaan voor de hand ligt. Er spelen echter nog andere zaken mee. Het blijkt dat verhalen over Eenogige reuzen van Noord-Europa tot de Fenicische wereld en zelfs in Zuid-Amerika voorkwamen, waarbij de Eenoog het Kwaad voorstelde en mogelijk de functie had om zeelieden ervan te weerhouden in bepaalde gebieden aan land te gaan om zo de belangrijke purper-, goud- en zilverroutes over de Oceaan te beschermen of te waarschuwen voor een onvriendelijke bevolking aldaar.

Indien we kiezen voor Madeira betekent dat dat Odysseus na de Lotofagen via een noordelijke koers met een drift richting west de weg naar huis heeft ingeslagen en daarna nog slechts een 1000 km richting noordoosten hoeft te varen om thuis in Ithaka (Jerez) te arriveren. Vanaf Fogo moet Odysseus 3000 km lang een noordoostelijke koers aanhouden om thuis te komen en vanaf Bioko is het nog 6500 km varen richting west, noordwest, noord en noordoost. Het loopt echter anders. Hij zeilt niet naar huis, wat te verwachten zou zijn als hij graag naar Penelope wil, maar vaart verder de oceaan op, hetgeen volgens Wilkens (p.234) een aanwijzing is voor het feit dat de Odyssee een routeboek is, een in tekst verstopte kaart 'die aanloophavens en afstanden aangeeft en de grenzen van de oceaan beschrijft.' Helaas blijkt dit routeboek niet zo eenduidig te zijn.

De volgende haven is die van de god van de winden, Aiolos, die Wilkens en Gideon op Saba situeren en Cailleux op Corvo, Azoren. De verschillende afstanden zijn:
-Fogo-Saba 4000 km west; Fogo-Corvo 2800 km noord.
-Bioko-Saba 8000 km west; Bioko-Corvo: 6500 km west, noordwest
-Madeira-Saba 4900 km zuidwest; Madeira-Corvo 1500 km noordwest.


Noten:
1. Zie Wilkens p.240 en Ilias I,389.
2. Zie voor vergelijkbare veranderingen op de Canarische Eilanden en Senegal na 1400 n.C.: Inleiding, Scheria en Atlantisch Kuthera .
3. Olinger nieuw Vlaams-Frans woordenboek, 1842.
4. Malte-Brun Geogr. Univ. 364 en  Wikiwand: Laurisilva.
5. Hanno's Periplous - tocht om Afrika.
6. Zoals op een kaart uit 1707 van Guillermo Delisle. Zie Calvet p. 55 ev die het "bestaan" van dit eiland verklaart door het voorkomen van luchtspiegelingen.
7. http://www.voanews.com/a/archeological-findings-reveal-central-african-history-125075209/161668.html
8. H.O. p.934.
9. Zie Calvet en Inleiding Scheria.
10. A.Bremen Gesta Hammaburgensis ecclesiae pontificum, Hamburg 1075
11. Bulletin de la Société de géographie, deel 12 (1829) p.332


Afkortingen voor de boeken van  Th. Cailleux:
OC  Origine celtique de la civilisation de tous les peuples
PH  Poésies d' Homère
PA   Pays Atlantiques, decrit par Homère

H.O. = Homeros Odyssee, De zwerftochten van Odysseus opde Atlantische Oceaan, ed. G.W.J.Janssen. Leeuwarden 2018
Citaten van Homeros: Romeinse cijfers = Ilias, bv  XX,345; Arabische cijfers = Odyssee, bv. 13,34.

Odysseus' Eerste reis
- deel 1: Troje- Gog Magog Hills, Engeland
- deel 2: Ismaros en Kikonen - Bretagne
- deel 3: Lotophagen - Senegal
- deel 4: Cyclopen - Fogo, Kameroen, Madeira
- deel 5: Aiolia en Aiolos - Corvo (Azoren)
-deel 6: Laestrygonen - Cuba, La Havana
- deel 7: Aiaia en Kirke - Schouwen, Zeeland
- deel 8: Hades-Walcheren, Zeeland


Odysseus' Tweede reis
- deel I:   Tenedos-Thanet en de Seirenes;
- deel II:  Skulla, Charubdis -St. Michael's Mount
- deel III: Thrinakia-Cornwall
- deel IV: Ogygia- Azores, Kalupso;
- deel V:   Scheria-Lanzarote;
- deel VI: Ithaka-Cádiz, Jérez