Daarna voeren wij verder, gedeprimeerd en bedroefd, wel |
blij aan de dood ontsnapt te zijn, maar met verlies van die makkers. |
Maar mijn gekromde schepen zeilden dus niet eerder weg vóór |
één van ons driemaal de naam van elk van de maten geroepen |
had die, gedood door Kikonen, gesneuveld waren op 't slagveld. |
Zeus, de wolkenverzamelaar, zond toen de Boreas-wind met |
woeste orkaankracht op onze schepen af: wolken onttrokken |
land en zee aan het oog en nacht beheerste de hemel. |
Zij werden toen dus dwars op de wind weggezet en de storm die |
heftig blies woei de zeilen kapot in drie, ja vier stukken. |
Daarom borgen we die, met de dood in ons hart, in de schepen |
op en roeiden haastig met alle kracht naar de wal. Daar |
lagen en bleven we liggen twee nachten en dagen aan één stuk |
door, gekweld door pijn, uitgeput van vermoeidheid. (9,62 ev) |
Toen nu de Ochtend met schone vlechten de derde dag komen |
liet, zetten wij de masten rechtop en hesen de witte |
zeilen. We rustten, want wind en stuurlui leidden de schepen. |
Ik had nu mijn land geheel ongedeerd bereikt, als de golven, |
noordenwind en de stroming mij, toen ik Maleia omzeilde, |
niet hadden weggezet en me Kuthera hadden doen missen. (9,76 ev) |
Daarvandaan werd ik negen dagen door vreselijke winden |
over de visrijke zee gejaagd; op de tiende dag zetten |
wij echter voet aan wal bij de Lotuseters, die bloemen- |
voedsel gebruiken. We gingen aan wal daar om water te halen. |
Naast de snelle schepen gingen mijn maten snel eten. |
Toen zij echter verzadigd waren van eten en drinken, |
stuurde ik mijn makkers vooruit om te gaan onderzoeken |
wat voor mensen er woonden in 't land en wat ze verbouwden. |
Twee mannen koos ik uit, een derde fungeerde als bode. |
Dus gingen zij onmiddellijk weg en mengden zich onder |
hen. De Lotuseters beraamden mijn vrienden beslist geen |
kwaad, integendeel, gaven hun lotus om van te proeven. |
Wie ook maar van de honingzoete vrucht van de lotus |
at had geen zin meer terug te gaan of berichten te zenden. |
Nee, ze verlangden daar bij de Lotuseters te blijven, |
lotus te eten en niet aan de terugtocht naar huis meer te denken. |
Ik moest hen, huilend en wel, met geweld naar de schepen toe sleuren. (9,82 ev.) |