TENEDOS-THANET | THRINAKIA-CORNWALL | OGUGIA-AZOREN | SCHERIA-LANZAROTE | ITHAKA-CADIZ,JEREZ
ATLANTISCH THRINAKIA
SKULLA AND CHARUBDIS
(ST. MICHAEL'S MOUNT, CORNWALL)
Odysseus' tweede reis, deel II en III
Ligging
Na het avontuur bij de Seirenen vaart Odysseus verder en komt vrij snel aan bij Skulla en Charubdis, waar hij de tweede beproeving, die van gehoorzaamheid aan de opdrachten van Kirke, moet ondergaan.
Ten aanzien van Skulla kunnen we uit 12,73 ev de volgende elementen halen: Skulla huist in een gladde, steil oprijzende steenformatie die scherp toeloopt en middenin een mistige spelonk bevat die op het westen en Erebos is gericht. Deze spleet zit hoog. Het monster Skulla, dat er tot haar middel in is weggedoken, blaft en piept als een jong hondje; het heeft 12 poten, zes zeer lange nekken, zes gruwelijke koppen met drie rijen tanden; het vist grote zeebeesten op; het is een onsterfelijk kwaad waar geen kruid tegen gewassen is en haar moeder is Krataïs (r.118). De afstand tussen de Seirenen en Skulla is niet al te groot (r.201). Zij huist aan een zeeengte (steinopon, r.234).
Alle auteurs op De Grave na plaatsen Skulla aan de zuidkust van Engeland en wel op St. Michael's Mount in Mount's Bay. Cailleux was de eerste die het briljante idee opperde dat Skulla een zestal hijskranen is, waarvan de 12 poten onzichtbaar zijn en de nekken en koppen met getande grijpbakken uitgebracht kunnen worden om schepen te laden en lossen. Haar moeder Krataïs is de kradé die later ook bij tragedievoorstellingen werd gebruikt om de goden op het dak te hijsen of voorlangs te laten vliegen. Krataïs is dan het aandrijfmechanisme van de kranen, een lier die werkt op veren. Het piepen en blaffen is het piepen van de aandrijfwielen en veren. Zie voor de hijskranen van Antwerpen (Crane) de Inleiding Herakles. Het materiaal dat aan boord werd gebracht is uiteraard het tin van Cornwall en andere metalen waar in de wereld vraag naar was. Oude kronieken vermelden dat er inderdaad tin werd geladen op een plaats die bij eb droogviel, hetgeen bij de Mount het geval is. Wilkens voegt er op p.295 nog aan toe: 'De Griekse zeevaarder Pytheas van Massilia, die de tinmijnen van Cornwall omstreeks 330 v.C. bezocht, bevestigt dat de tin bij laag water ten behoeve van de export over zee naar het aangrenzende eiland werd vervoerd. Hij vermeldde ook dat het metaal werd gesmolten en voor de export in de vorm van schenkels werd gegoten'.
Het wordt nu algemeen erkend dat met dit laadeiland de Mount is bedoeld.1 Het Griekse woord voor tin, kassiteros, is ontleend aan de Kassiterideneilanden, waarmee de Britse eilanden werden bedoeld en speciaal Cornwall, waarvan het tin over de gehele antieke wereld is terug te vinden. Zelfs een bronzen beeld van farao Pepi uit ca.2300 v.C. bevat tin uit Cornwall (Wilkens p.289). Fokaiers, Feniciërs, Venetiërs, Iberiërs, Skythen en andere zeevaarders verhandelden hun eigen waren met de metalen van de Silures, de bewoners van Cornwall.
Gideon wijst erop (p.93-96) dat Cailleux Skulla en Charubdis foutief heeft gepositioneerd. Het vasteland moet Charubdis zijn en Skulla het rotseiland en niet andersom. De opening van de hijskranen ligt namelijk op het westen. Dat betekent dat men vanaf Thanet de baai van de westkant moet benaderen, zodat Skulla aan stuurboord en Charubdis aan bakboord komt te liggen. Homeros geeft hiermee een nautische aanwijzing over de wijze waarop men een schip laadde en loste. Het tijverschil is namelijk ca.5 m. Je moet de kust met zijn gevaarlijke vloed en golven dus vermijden en dicht onder St.Michael's Mount blijven en daar bij hoog water aanleggen of voor anker gaan om te lossen of te laden om vervolgens met de heersende zuidwester snel weer aan de oostkant te vertrekken. De waterdiepte is 3,5 m droogval bij laaglaagwaterspring, hetgeen betekent dat er bij HW springtij -3,5 + 5 = 1,5 tot 2 m water staat. Aan de kust loopt de droogval op tot 4,4 m. Het is dus zaak om met meerdere hijskranen tegelijk snel te laden en lossen, aangezien men maar 3 à 4 uur water onder de kiel heeft. Wilkens (p.294) stelt dat de naam Skulla bewaard is gebleven in de Scilly-eilanden vlakbij Land's End en die van Charubdis mogelijk in Carbis Bay aan de noordkant van Cornwall.
De identificatie van Skulla met St.Michael's Mount zou in de naam Erebos bevestigd kunnen worden. Homeros vertelt (v.12,80) dat Skulla "uitziet op het westen gericht op Erebos". Welke Erebos is bedoeld? Het woord Erebos met zijn Gallo-Germaanse afleiding van Erbe, erf (=grond, speciaal grafgrond) is in boek 11 (zie Inleiding Hades) gebruikt voor het grafveld op Walcheren bij de Hades. Maar dit Erebos moet ergens anders gezocht worden, en wel ten westen of zuidwesten van de Mount. Inderdaad liggen daar de Scilly-eilanden, waar een aantal grafkamers uit de Bronstijd zijn gevonden, zoals in het algemeen eilanden in zee als grafkamers voor mummies werden gebruikt. Een van de Scilly-eilanden is Bryher, mogelijk genoemd naar de reus Braireus die door Zeus was aangesteld om de eeuwig slapende Saturnus te bewaken, die daar in de krochten van de Tartaros was begraven.2
Hoe ziet de rots er uit? Skulla wordt een petra en een skopelos genoemd. De Grave (II,134) stelt dat petra niet alleen rots maar ook steen kan beteken in de zin van een Steen, een fort, gebouwd van gladgepolijste stenen (cyclopische muren) met een hoge, scherp toelopende toren, terwijl skopelos afgeleid is van skopein (skoop) dat "bekijken, bespieden" betekent. Het was dus een gladde, hoge uitkijktoren. Deze toren werd waarschijnlijk ook gebruikt voor astronomische waarnemingen, terwijl de voortdurende blauwige mist die eromheen hangt een homerische uitdrukking is voor het feit dat men kan bespieden zonder zelf gezien te worden. De klimatologische bijzonderheden die in r.74/75 worden genoemd (nooit heldere lucht, altijd mist) lijken op die van Zeeland, het land van de Kimmeriërs, en zijn net als daar overdreven gesteld, mogelijk als een voor kenners grappige sneer op de altijd aanwezige depressies van onze contreien. In het midden zit een speos, geen grot maar een spiedplaats, vanwaaruit men schepen op grote afstand kon zien aankomen, mogelijk met telescopen. De gepolijste steen wijst op een menselijk bouwsel en niet op een natuurlijke rots. Tot zover kan ik De Grave volgen, maar wanneer hij stelt dat Skulla een zestal havenpieren is, elk samengesteld uit drie rijen palen (tanden) waar rijshout en balken tussen zitten met elk een havenhoofd waar de tolboten liggen die met kracht en dwang (=Krataia) tol heffen bij passerende schepen, moet ik hem voorhouden dat havenhoofden niet blaffen en piepen, er niet als monsters uitzien, geen twaalf poten hebben etc.
Conclusie: de meest geloofwaardige verklaringen van de commentatoren leveren het volgende beeld op: het is een fort met een hoge donjon die spits toeloopt, gemaakt van gepolijste stenen, vanwaaruit men de zee kan bespieden. Halverwege is een ruimte waar zes hijskranen staan die in een snel tempo binnen 3 à 4 uur één schip of meerdere schepen tegelijk kunnen laden en lossen. De lading bestaat uit ingots, "ossenhuiden" of "schenkels" van tin, koper, lood, ijzer e.d. die bij laag water vanaf de kust van Cornwall naar het eiland worden getransporteerd. De top van het fort was in de druïdentijd voorzien van een beeld van Belenus met een golvend zwaard in de hand waarmee hij de slang Puthon neerslaat, en waarmee de overwinning op de zee wordt gesymboliseerd (PA 198). St. Michael wordt alom nog steeds zo afgebeeld (zie afb.).
St. Michael van Sainte-Gudule met slang en golvend zwaard en 10 Euro munt Oostenrijk idem
Afstand Seirenen - Skulla
In 12,198 ev deelt Odysseus mede dat zij direct na de Seirenen de dampende golven bij Skulla en Charubdis ontwaarden. Zowel vanuit de Solent (Gideon, Wilkens) als vanuit Thanet (Cailleux) gezien, is de tocht naar Cornwall niet naast deur, respectievelijk 300 en 500 km. Dezelfde uitdrukking gebruikt Odysseus in r.261, wanneer hij van Skulla naar Thrinakia vaart: ze zijn er terstond. De laatste routebeschrijving is juist, maar de eerste niet. Wilkens geeft een oplossing en baseert zijn visie op A.Moody3: 'De in de Mysteriën in te wijden persoon moest een toestand doormaken die op de dood leek. Dit kon worden gerealiseerd door ritueel contact met één van de vier elementen, afhankelijk van plaats of cultuur: de vuurproef, onderdompeling in water, blootstelling aan lucht.... De zang van de Sirenen correspondeert met de vreemde klanken die gerapporteerd zijn door overlevenden van de door Moody beschreven bijna-doodervaring.....Volgens de patiënten van Moody wordt de zang van de Sirenen gevolgd door de indruk dat men zich door een donkere tunnel of spiraal beweegt. Dit stemt overeen met de door Homerus beschreven maalstroom tussen Scylla en Charubdis. Het slachtoffer bereikt dan het eindstadium van de klinische dood, gesymboliseerd door Thrinacië, het land van de zonnegod Helius. Het avontuur op dit eiland stemt overeen met het laatste stadium dat degenen die de klinische dood hebben overleefd beschrijven als het binnengaan in een schitterend licht.'
Volgens Wilkens zijn de verhalen over Seirenen, Skulla, Charubdis en Helios' runderen allegorieën voor de beproevingen die de pas-ingewijde moet ondergaan om zijn talenten te tonen. In deze geestelijke noodtoestand zijn tijd en afstan van geen belang. Daarom had Kirke hem in 12,56 uitdrukkelijk verteld dat hij instructies zou krijgen over winden, koersen en afstanden: 'want ik zal je verder niet meer uitvoerig vertellen langs welk route de reis zal gaan'.
Zo blijkt opnieuw dat de Odyssee drie lagen bevat:
- de mythe zelf met zijn gruwelijke monsters, verleidsters en prachtige nimfen;
- de nautische laag die schippers adviezen geeft over havens, routes, getijden etc. en waarschuwt voor de vele gevaren, in dit geval voor die van de Mount en Thrinakia;
- de derde spirituele laag van het inwijdingsproces met zijn aaneengesloten reeks beproevingen, waar tijd en afstand onbeduidend zijn.
THRINAKIA
(CORNWALL)
Ligging
Cailleux geeft een groot aantal argumenten waarom we Thrinakia als Brittannië moeten zien4.
-De naam is te herleiden tot tri (drie) en eck (hoek) en betekent dus Driehoeksland. Een kleine driehoek wordt gevormd door Cornwall zelf, dat een schiereiland maar in feite bijna een eiland was, een grote driehoek door geheel Brittannië .
-Er komen in Wales en Cornwall ijzer-, koper- en tinmijnen voor, zoals onlangs nog bevestigd is door een opgraving van een kopermijn uit de bronstijd in Anglesey (Parys Mountain) waar men koperen "ossenhuiden" aantrof.
-IJzer en brons werden geruild voor onder andere wijn uit Lemnos, waarmee niet het Griekse eiland wordt bedoeld maar Montforte d'Lemnos aan de bovenloop van de Douro in Portugal, zie Inleiding Lemnos.
-De Trojanen hadden praktisch allemaal een strijdwagen, de Achaiers vaak, die als battle-taxi's werden gebruikt. De Belgen (Atrebaten) hadden wagens in allerlei vormen technisch ontwikkeld en aan de Saksonische kust in Zuid-Engeland woonden Belgen in bv. Venta Belgarum, het huidige Winchester.
-De tumuli die door Homeros genoemd worden (7x) komen voornamelijk rond Troje voor, waarvan we nu weten dat het in Engeland heeft gelegen. In Engeland zijn zeer veel tumuli te vinden. Vanaf Stonehenge kun je (althans in 1870 nog) 128 tumuli onderscheiden, die ook nog de bijzonderheid hebben dat er om de grafurn een stenen "cairn" staat, zoals door Homeros wordt beschreven.
-Het grote Driehoeksland wordt gevormd door de bovenhoek Schotland en de onderhoeken Thanet en Cornwall, waarvan de laatste twee van belang zijn voor ons verhaal. Thanet is besproken bij de Seirenen; Cornwall is nu aan de beurt. Aan beide zuidpunten van de grote driehoek wordt Helios genoemd: in r.176 als Helios Huperionides, die de wasblokken warm maakt en in r.133 als Helios Huperion. Voor Huperion "Bovenzon" zie aantekeningen 1,8 en 11,14 en hieronder. Helios (=Apollo, Belen) is in Thrinakia de voornaamste godheid en dat was in Cornwall met zijn vele megalitische monumenten en cirkels ook het geval, waarvan sommige te verklaren zijn als Apollotempels en andere als grote zonnewijzers of zonnekalenders.
Steencirkel van Boscawen-Un in Cornwall met de 19 stenen van de
Meton-cyclus van het grote zonnejaar en een zonnewijzer
De passage van Hekataios over de Hyperboreeërs bevestigt de identificatie van Thrinakia met Brittannië: Onder de geschiedschrijvers die de oude mythologieën hebben beschreven beweren Hekataios en enkele anderen dat er in de oceaan aan de overkant van het Keltische land een eiland ligt dat niet kleiner van omvang is dan Sicilië. Dit eiland, ter hoogte van de Beren gelegen, zo zeggen zij, wordt bewoond door de Hyperboreeërs, zo genoemd omdat ze voorbij het punt wonen waarvandaan Boreas komt. De grond van dit eiland is uitstekend en vruchtbaar, en er heerst bovendien zo'n goede temperatuur dat hij twee oogsten per jaar oplevert. Ze vertellen ook dat Leto daar is geboren, wat verklaart waarom de eilandbewoners vooral Apollo het meest van alle goden vereren. Ze zijn zelf in zekere zin allemaal priesters van Apollo, omdat ze elke dag continu hymnen zingen voor hem en hem op een bijzondere wijze vereren........... Het regeren van deze staat en het toezicht op de tempel is toevertrouwd aan koningen die de Boreaden worden genoemd, afstammelingen van Boreas, die van generatie op generatie het bestuur overnemen.5
Hekataios kan geen ander eiland op het oog hebben dan Thrinakia, waar de reusachtige steentijdmonumenten in groten getale aanwezig zijn. Vergelijk hiermee de Inleiding Troje met de Chryses-passage, waar de 'onophoudelijke paianen' in het Apolloheiligdom zijn besproken.
De verbinding van Apollo met Cornwall blijkt ook uit zijn bijnaam Karneios, aangezien de Bretonse naam voor Cornwall Kerné is. Een andere naam voor Cornwall is Erin, een Ierse naam, terwijl ook Huperion een Ierse afleiding heeft: ion is "zon" in het Iers, zodat Hyperion inderdaad met "Bovenzon" vertaald kan worden. Aan beide punten waren maagden, de Tenitae (meerminnen) op Thanet en de Erinuen in Erin (Cornwall), de Erin-meisjes die in het Latijn later Furiën werden genoemd, waarnaar de Furry-dance in Hell's Town (nu Helston) is genoemd, een voorjaars-floraliafeest dat nog steeds begin mei in die stad wordt gevierd.5 In het verhaal over de runderen van Helios spelen twee nimfen een rol, Lampetia en Faëthousa, dochters van Helios (Helion) en Neaira (nearos = fris, maagdelijk). Neaira baarde hen ver weg in het oosten en liet hen naar deze westelijke uithoek verhuizen.
Nog een aanwijzing voor de aanwezigheid van Apollo in Cornwall is de mythe dat Apollo verliefd werd op Coron-is, die hem bij haar dood een zoon Asklepios naliet, die opgevoed werd door de voedster Trigone. Vlakbij Mount's Bay ligt het plaatsje Tregony in het land van de druïden. Als straf voor de dood van Coronis moest Apollo onder de schuilnaam Amfrysos in dienstbetrekking werken voor Admetos, de koning van Magnesië. Magnesië is te herleiden tot Magiërs-eiland, Eiland van de Druïden, hetgeen op het grote of kleine Thrinakië slaat. Daar wordt de legende verteld dat Ambrosius met zijn twaalf maten de megalithische monumenten (o.a. Stonehenge) heeft opgericht. Zo zijn de oude en nieuwe legendes aan elkaar verbonden en is Stonehenge indirect aan Apollo gekoppeld.
-Cornwall eindigt in twee kapen, Lizard en Land's End. In de baai tussen de twee kapen ligt de Belenusberg (Belerium=Apolloberg), de huidige St.Michael's Mount, waar we Skulla hebben gesitueerd. Zie p.695 voor etymologieën.3
-In het volgende fragment worden de "Koeien" van Helios besproken:
Dan kom je aan bij het eiland Thrinakia. Daar grazen vele
koeien van Helios plus zijn stevige schapen, de koeien
grazend in zeven kuddes, de schapen in net zoveel mooie
kuddes, van elk vijftig stuks. Zij werpen geen jongen noch gaan zij
ooit verloren; godinnen met mooie vlechten bewaken
daar de kuddes, de nimfen Lampetia en Faëthousa,
dochters van Bovenzon Helios en van de knappe Neaira.
Toen hun eerwaardige moeder hen grootgebracht had, had zij hun dat
verre eiland Thrinakia aangewezen als woonplaats
om er hun vaders schroefhoornige koeien en kleinvee te hoeden. (12,127 ev)
De kuddes koeien en forse schapen bestaan in totaal per soort uit 7 x 50 = 350 stuks, zie aantekening 12,130. Voor de runderen en schapen zie de Laistrugonen, waar ze stonden voor ingots, "ossenhuiden", zilver en koper/tin. In dit verhaal van Thrinakia lijken ook "ingots" bedoeld te zijn, omdat de koeien geen jongen produceren. De koeien hebben recht uitstaande horens (r.348) in een schroefvorm (heliks) en een breed voorhoofd. Ze sterven niet en zijn zo kostbaar dat ze 's nachts bewaakt worden door de twee nimfen Faëthousa en Lampetia.
Schematische tekening van twee koeienkoppen die de vorm van "ingots" hebben
Bij Lampetia moet men een lampas -fakkel aansteken, omdat haar licht te gering is, zodat zij mogelijk ook Nieuwe Maan is en in Faëthousa zit het woord faos -licht. De lange peplos van Lampetia wijst op de lange sleepgewaden die de Erinuen van de Kassiterideneilanden volgens Strabo dragen. Wanneer de makkers onder leiding van Eurumachos besluiten de runderen te slachten, beloven ze later thuis een enorme en rijke tempel voor Helios Bovenzon te bouwen (r.346). Het bouwen van zo'n tempel, mogelijk à la Stonehenge, is uiteraard een zeer kostbare aangelegenheid, die niet weggelegd is voor een paar particuliere matrozen. Dit is nog een aanwijzing dat de runderen die zij stelen, en zeker de 'beste' runderen (aristas), kostbare metalen zijn in de vorm van ingots.
-Thrinakia ligt 'ver weg' (r.135), in een uithoek, maar van waaruit gezien is Cornwall ver? Vanuit het oosten, waar de maan en de zon opkomen. De twee maannimfen zijn dus in het oosten geboren maar wonen in het westen, waar ze alles zien en aan Helios Onderzon kunnen rapporteren, hetgeen juffrouw Maansikkel in r.374 ook gaat doen, ongetwijfeld bij Nieuwe Maan omdat zij dan dichtbij de zon staat.
Maar waar ligt nu de streek waar de zogenaamde koeien van Helios zich bevinden? In 12,305 staat dat het schip, nadat het via de oostelijke uitgang aan de klauwen van Skulla en Charubdis was ontsnapt, voor anker ging of op het strand getrokken werd in een rondlopende baai met zoet water. De dichtstbijzijnde haven en veilige landingsplaats is Porthleven met het Loe-meer (The Loe), dat door duinvorming van zee is afgesneden (Loe Bar) en zoet water bevat. Dit is te meer waarschijnlijk daar de stad Helston aan de noordkant van dit meer ligt.8 Wanneer er een zuidzuidwesterstorm (Notos, r.325) losbarst, die pal op het strand stond, trekken ze het schip over het zand verder landinwaarts naar een holte of een grot, mogelijk over de Loe Bar het zoetwaterbassin in, waar de 'verblijfplaatsen en danspleinen van de Nimfen' waren, dat wil zeggen de Erinuen of Furies van Hell's Town. Bronnen vermelden dat ook van hier tin werd verscheept9.
Cailleux suggereert dat Odysseus vervolgens alleen in een tempel gaat bidden, een pantheon midden in het woud, waar geen wind doorheen komt (PA 200). De aanwijzingen daarvoor bestaan slechts uit de frase 'tot alle Olumpische goden' (r.336), maar de omstandigheden zijn wel zodanig dat Odysseus in een diepe slaap kan vallen, hetgeen een rustige plek in een gebouw of in een dicht woud veronderstelt.
Plutarchus bevestigt de juistheid van de identificatie van deze streken in zijn Het verval van de orakels c.18, waarin Demetrios, die zojuist uit Brittannië was aangekomen, het volgende zegt: 'Toen zei Demetrios dat er bij Engeland her en der een hoop verlaten eilanden lagen, waarvan er sommige namen hadden van goden of helden. Hij zou ooit zelf in opdracht van de keizer voor onderzoek en observatiewerk naar het dichtstbij gelegen eenzame eiland gevaren zijn, een eiland met maar weinig bewoners, maar wel met 'heilige mannen', die voor de Britten allemaal onschendbaar waren10. Toen hij daar was aangekomen, was er juist een enorme luchtturbulentie met een hoop atmosferische verschijnselen geweest; er waren stormvlagen losgebarsten en bliksems ingeslagen. Toen het weer was opgeklaard, zeiden de eilandbewoners dat er een sterfgeval had plaatsgevonden van een van de "beteren". 'Zoals een brandende lamp namelijk', zeiden ze, 'geen gevaar inhoudt, terwijl het voor velen heel hinderlijk is als hij uitgaa11, zo hebben de grote geesten vriendelijke en niet-agressieve verschijningsvormen, maar gaat hun verdwijning en verscheiden nu eens met stormen en regenvlagen gepaard, net als nu, en dan weer bezwadderen ze de lucht met epidemische rampen.' Er zou daar met name één eiland zijn waarop Kronos opgesloten zat, tijdens zijn slaap bewaakt door Briareus - de slaap was voor hem namelijk als boei bedacht-, terwijl er massa's demonen als dienaren en metgezellen om hem heen leefden.
En inderdaad liggen daar de eilanden Mount St-Michael en de Scilly's, waar grafkamers uit de bronstijd zijn gevonden en waarvan één eiland Bryher heet, het eiland van de reus Briareus. In het Duits heten deze eilanden de Teufels Inseln, in het Lat./ Gr. Kassiteriden, de Tineilanden. De beschrijving van Demetrios slaat dus op Thrinakia en met name op Cornwall en de bijbehorende eilanden.
Na hun vertrek van Thrinakia lijdt Odysseus schipbreuk en komen al zijn maten om (12,403ev). Welke wind woei er toen ze het eiland Thrinakia verlieten? In r.400 staat slechts dat de stormkracht van de wind ophield, maar er wordt geen nieuwe windrichting genoemd, zodat we nog steeds uit moeten gaan van een Notos of Euros, waardoor het schip, aan de wind varend, in de Keltische Zee voorbij Cornwall terecht is gekomen waar 'nergens ander land te bekennen was'. In r.408 wordt echter gesproken over een gierende westenwind, die het schip weer naar het Kanaal toe blaast, mogelijk richting kaap Lizard, aangezien deze naam te herleiden is tot Lys-ard, afgeleid van Ulysses-aarde (= land van Ulysses, PA 207). Voordat Odysseus kaap Lizard bereikt, houdt de westerstorm op en drijft hij met een zuidenwind (Notos r.426) naar het noorden en weer op Skulla en Charubdis af. De winden stemmen geheel overeen met de geografie van Cornwall. In de Griekse setting zijn alle winden precies verkeerd.12
Nog enkele opmerkingen:
-De naam Amfitrite komt in de Trinakia-passage meerdere keren voor en is volgens Cailleux de oceaan die bij vloed het eiland van Skulla links en rechts omsluit (amfitrite = "zee rondom") en dus op het bestaan van eb en vloed duidt. Dezelfde Amfitrite wordt is r.97 genoemd als producente van grote zeebeesten als zeehonden, dolfijnen, haaien en walvissen en staat dus duidelijk symbool voor het water van de oceaan. De naam amfitrite houdt ook verband met de havenhoofden, aangezien tri wijst op de drietanden van de pieren en amfi "beschutting rondom" betekent: de door havenhoofden omheinde zeeruimte.
-De beschrijving van Charubdis is bijzonder. De elementen die in de tekst te vinden zijn luiden als volgt: Charubdis is een lagere skopelos dan Skulla; ze liggen vlakbij elkaar; er hangt een hoge vijgenboom over het water; het is driemaal eb en vloed, waarbij Charubdis het water opslorpt en uitspuugt met een ziedende deining en rook (damp) en schuim in de lucht als gevolg; de bodem is blauwzwart. De Grave, die Skulla aan de Franse kust plaats bij Sitium (=St.Omer), kon Charubdis daar niet vinden en meent dat zij mogelijk in de golven is verdwenen, hetgeen weinig plausibel klinkt (II,143). Cailleux stelt dat de getijden aan de Saksische kust van Zuid-Engeland onregelmatig zijn. Zo zou bij Poole de vloed per dag soms wel vier maal te zien zijn, die daarom een speciale naam heeft gekregen: de Gulder.13 Daartegen valt in te brengen dat de omstandigheden bij Poole en Swanage anders zijn dan bij St. Michael's Mount, maar ook daar is sprake van onregelmatige getijdebewegingen (Gideon p.189). Hoe het ook zij, of er nu twee of drie vloeden zijn, het lijkt mij dat de hele Charubdisepisode eerder een waarschuwing aan zeelieden is om zeker met een vrachtschip niet te dicht langs de kust te varen vanwege de geringe waterdiepte. Bij ongunstige omstandigheden wordt de blauwzwarte (kleiige?) bodem al één uur na hoogwater zichtbaar.
Nogmaals Charubdis
Na de schipbreuk wordt Odysseus nogmaals naar de Charubdis toe gedreven, om uiteindelijk met behulp van de vijgenboom weer in het harde leven terug te vallen (hij valt van de vijg op zijn kielbalk), zie 12,429 ev.
Deze vijgenboom, erineon genaamd, was door Homeros bewust al eerder genoemd in r.103. De Griekse term erineon is afgeleid van Erin, de uiterste punt van Cornwall en tevens de naam voor Ierland, gebieden die overdekt zijn met druïdische monumenten, waar Ieren, Welshmen en Bretonners hun mysteriën hielden. Erin was een heilige naam voor de omringende volkeren, zelfs een oorlogskreet, zoals die nog steeds in Ierland wordt gebruikt: 'Erin go brach' (Ierland voor altijd). Homeros zinspeelt met de erineon op het Bretonse Erin, maar in het Grieks betekent het woord "wilde vijg". Homeros geeft met deze vijg dus aan dat de streek Erin zijn redding vormt.14
Wilkens wijdt een hele pagina aan de vijgenboom (p.296) en zegt '...dat de vijgenboom voor de ouden een mystieke boom was, waarvan het blad in verband werd gebracht met de noordzuidas, en een zeeman als Odysseus die van Cornwall naar Spanje wilde moest pal naar het zuiden varen. Dit is een derde type koersindicatie, na de voor de hand liggende windrichting en het minder voor de hand liggende dierenriemteken.' Tevens was de vijgenboom volgens hem een symbool van de gnostische religie, waaraan Odysseus zich als gnosticus vasthield. 'Ook de vrucht had een bijzondere betekenis voor de ouden, die geloofden dat de vijg het voedsel was waaraan kluizenaars de voorkeur gaven. Er moet iets in zitten, omdat op een oude kaart van Walcheren (Hades) vlak bij Dishoek een gehucht voorkomt met de naam Vijgeter, dat naar alle waarschijnlijkheid de verblijfplaats was van de opperpriesters die verantwoordelijk waren voor de inwijdingsceremonies.'
Verder zegt Wilkens (p.305): 'Odysseus moet zowel vóór als na zijn bezoek aan Thrinacië tussen de Scylla en Charubdis doorvaren. Dit bevestigt dat Homerus een bijna-doodervaring beschrijft; mensen die het laatste stadium van de klinische dood hebben overleefd zeggen dat ze tweemaal door dezelfde 'tunnel' of 'spiraal' zijn gegaan, de eerste keer om het land van licht binnen te gaan en de tweede keer om terug te keren naar het leven.'
Samenvattend heeft het woord erineon meerdere betekenisaspecten:
-het is een plaatsaanduiding: Erin in Cornwall;
-het is een mystieke boom van het nieuwe leven en symbool voor de gnostiek, zoals blijkt uit de namen Erinuen en Vijgeter;
-het is een koersaanwijzing: noord-zuid.
We kunnen nu concluderen dat de passage betreffende de beproevingen drie verschillende lagen bezit. Ze beschrijft enerzijds de geografische bijzonderheden die voor de navigatie en handel belangrijk waren of gevaren opleverden: Thanet, St. Michael's Mount, Cornwall, anderzijds de beproevingen waaraan de ingewijde zich moet onderwerpen: die van de gehoorzaamheid, zelfbeheersing en armoede, en als derde, meer spirituele laag de bijna-doodervaring, die de ingewijde via de verleidelijke gezangen en de spiraaltunnel naar het licht leidt en vervolgens via dezelfde tunnel weer in de werkelijkheid doet belanden. In deze laatste laag zijn de factoren tijd en afstand niet aanwezig, zodat Homeros kan zeggen dat plaatsen die geografisch ver van elkaar liggen direct op elkaar volgen en vlak bij elkaar liggen.
Alle details die Homeros noemt zijn zonder uitzondering op Cornwall van toepassing en ook alleen daar te vinden, zodat deze identificatie zeer waarschijnlijk is.
Voor afkortingen zie Atlantisch Troje
Noten:
1. Bron: H.H. Scullard, Roman Britain, Thames & Hudson, Londen 1987. De functie van Mount St.-Michael als verlaadcentrum van o.a. tin is bevestigd door de Mayor van Penzance (Gideon p.189).
2.Tartar(os), afgeleid van tar - teer, waarmee in oude tijden de doden werden gemummificeerd, betekent op zichzelf al "grafkamer van de geteerde mummies".
3. Wilkens p.266 en 302 ev. bron: Moody A. Life after Life, Covington 1975.
4.PH thèse 12, p.288 ev.
5. In Diod. Sic. Bibliotheca II,47. Zie een ander deel van het citaat op p.602 en 607.
6. Zie Google video: Furry dance.
7.Land's End wordt door oude geografen Antivestaeum wordt genoemd, dat wil zeggen "Tegenover-het-westen".
8.Zie aantekeningen Furry-dance en Erinuen hierboven.
9. Zie Lyell Ancienneté de l'homme.
10. Heilige mannen zijn de druïden.
11.Vervelend, vanwege de oliestank na het doven.
12. Zo zou de Notos of Euros het schip vanuit Sicilië, waar men traditioneel de runderen van Helios situeert, richting Sardinië, Corsica of Spanje stuwen, in elk geval niet naar een zee waar 'nergens ander land te bekennen was'.
13. Bron o.a.: Nautical Magazine 1851, Londen.
14. PH 210 en PA 196 en 207
Afkortingen voor de boeken van Th. Cailleux:
OC Origine celtique de la civilisation de tous les peuples
PH Poésies d' Homère
PA Pays Atlantiques, decrit par Homère
H.O. = Homeros Odyssee, De zwerftochten van Odysseus opde Atlantische Oceaan, ed. G.W.J.Janssen. Leeuwarden 2018
Citaten van Homeros: Romeinse cijfers = Ilias, bv XX,345; Arabische cijfers = Odyssey, bv. 13,34.
Odysseus' Eerste reis
- deel 1: Troje- Gog Magog Hills, Engeland
- deel 2: Ismaros en Kikonen - Bretagne
- deel 3: Lotophagen - Senegal
- deel 4: Cyclopen - Fogo, Kameroen, Madeira
- deel 5: Aiolia en Aiolos - Corvo (Azoren)
-deel 6: Laestrygonen - Cuba, La Havana
- deel 7: Aiaia en Kirke - Schouwen, Zeeland
- deel 8: Hades-Walcheren, Zeeland
Odysseus' Tweede reis
- deel I: Tenedos-Thanet en de Seirenes;
- deel II: Skulla, Charubdis -St. Michael's Mount
- deel III: Thrinakia-Cornwall
- deel IV: Ogygia- Azores, Kalupso;
- deel V: Scheria-Lanzarote;
- deel VI: Ithaka-Cádiz, Jérez